Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Olympia-Brabantia Combinatie (OBC)

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken

R.K. Gymnastiekvereniging Olympia-Brabantia Combinatie

In het voorjaar van 1919 werd een Eindhovense sportbond opgericht, waarbij zich al direct 9 verenigingen met in totaal 800 leden aansloten. De nieuwe organisatie moest trachten te bereiken dat van gemeentewege sportterreinen beschikbaar werden gesteld. In rooms katholieke kring was niet iedereen gelukkig met het initiatief. Korte tijd later werd een poging ondernomen om de sport in Eindhoven op roomskatholieke grondslag te organiseren en een R.K. sportpark te stichten. Vanuit de turnwereld komen we opnieuw Jan van Dooren tegen. Hij werd een aanhanger van de katholieke zuil.

Binnen E.T.V. heerste onenigheid. Mocht een katholieke turner of turnster nog langer lid blijven van een neutrale vereniging of niet?
De meerderheid van de leden besloot tenslotte op de oude voet voort te gaan. Een aantal anderen, waaronder secretaris Saris, scheidden zich af en richtten nog hetzelfde jaar "Brabantia" op, dat al direct 31 leden telde, waaronder 17 oud-leden van E.T.V. Jan van Dooren nam voorlopig de technische leiding op zich. Enkele maanden later werd hij afgelost door J. Custers, een oud-lid van de technische commissie van het Zuidergewest. De trainingen vonden plaats in het patronaatsgebouw op het College.

Nog hetzelfde jaar ging Brabantia een fusie aan met Olympia. De nieuwe vereniging, die op het einde van dat jaar ruim 80 leden telde, werd R.K. Gymnastiekvereeniging Olympia-Brabantia Combinatie gedoopt. Samen hoopten de leden de problemen waarmee ook de katholieke verenigingen te kampen hadden, beter de baas te kunnen. Want - zoals J. Custers in 1959 schreef - de outillage van de zalen was slecht, de gymnastiektoestellen primitief, de hygiëne wat betreft vloer, verlichting en ventilatie liet alles te wensen over en de medewerking van geestelijke en wereldlijke autoriteiten was gering, als al van enige medewerking sprake was.

J. Spoorenberg
in; 't Gruun Buukske 1986-58