Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Stratum, de wederopbouwkosten van een hoeve: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
k (typo)
Regel 1: Regel 1:
<big>'''De wederopbouw van een hoeve te Stratum'''</big><br />
<big>'''De wederopbouw van een hoeve te Stratum'''</big><br />


In de 16e eeuw werd Eindhoven door oorlogen, plunderingen, banden en epidemieën en ook door natuurrampen geteisterd.<br />
In de 16e eeuw werd Eindhoven door oorlogen, plunderingen, branden en epidemieën en ook door natuurrampen geteisterd.<br />
Op 8 februari 1526 (nieuwe stijl) werd door een storm de torenspits van de Catharinakerk afgerukt. Het gevaarte kwam met donderen geraas op het schip terecht, waardoor de gehele kerk onbruikbaar werd.<br />
Op 8 februari 1526 (nieuwe stijl) werd door een storm de torenspits van de Catharinakerk afgerukt. Het gevaarte kwam met donderen geraas op het schip terecht, waardoor de gehele kerk onbruikbaar werd.<br />
Midden augustus 1529 besloten de schepenen, burgemeesters, kerkmeesters en heilige geestmeesters met een aantal andere ingezetenen “onse kercke werde op te timmeren”, nadat door de “destructie van den grote wynde die top van den thoren affgeweyt” was.(1)<br />
Midden augustus 1529 besloten de schepenen, burgemeesters, kerkmeesters en heilige geestmeesters met een aantal andere ingezetenen “onse kercke werde op te timmeren”, nadat door de “destructie van den grote wynde die top van den thoren affgeweyt” was.(1)<br />

Versie van 7 jul 2015 12:36

De wederopbouw van een hoeve te Stratum

In de 16e eeuw werd Eindhoven door oorlogen, plunderingen, branden en epidemieën en ook door natuurrampen geteisterd.
Op 8 februari 1526 (nieuwe stijl) werd door een storm de torenspits van de Catharinakerk afgerukt. Het gevaarte kwam met donderen geraas op het schip terecht, waardoor de gehele kerk onbruikbaar werd.
Midden augustus 1529 besloten de schepenen, burgemeesters, kerkmeesters en heilige geestmeesters met een aantal andere ingezetenen “onse kercke werde op te timmeren”, nadat door de “destructie van den grote wynde die top van den thoren affgeweyt” was.(1)
Ook in 1558 woedde een vreselijke storm. De molens van Someren, Schijndel, Den Dungen, Heeze, Oss, Den Bosch en Gent, de kap van de Minderbroederskerk in Den Bosch en de kerktorens van Oirschot, Tilburg, Baerle en Wijk moesten het dit keer ontgelden.(2)
Dat ook Eindhoven van deze storm te lijden had, blijkt uit de rekening van Rycalt Coenen van Zegenwerp, beheerder van de nagelaten goederen van Willem Hanegreeff, die tijdens zijn leven drossaard van Woudrichem was.(3)

Bij deze nagelaten goederen behoorde een hoeve in Stratum, die deel uitmaakte van het Cranendonkse leengoed Ter Hagen.(4) Deze hoeve was in december 1554 door Willem Hanegreeff verpacht aan Adriaen van Heese voor een jaarpacht van 45 gulden en 25 mud rogge. In de rekening van Rycalt komt een post voor die wij hieronder uitwerken, nl de “reparatie ende costen van der hoeven, die ommegeweyt was van den groten storm van wynde ende daer een heyl nyeu voerhuys doen maken”.

De uitgaven voor de wederopbouw waren:

1. aandakstro: 72 vimmen (de prijs per vim varieert van 16 tot 24 stuivers); Jan Eeymers uit Geldrop trekt er op uit om stro te kopen. Hij koopt te Tongelre 5 vimmen, in Riel 14, in Lierop 35, in Geldrop 4, in Braakhuizen 9 en op "den Neyen Steck" 5. De totale kosten bedragen 69 gulden en 4 stuivers Aan verteer voor koper en verkopers 2 gulden en 18 stuivers.
(N.B. 1 gulden = 20 stuivers; 1 stuiver = 4 oord).

2. aan latten, legroeden en dekbanden: 73 bossen latten (de prijs per bos varieert van 2 stuivers en ½ blank tot 3½ stuiver). De dienaar van Rycalt Coenen trekt naar St. 0edenrode om latten te kopen. Totaal aan latten 10 gulden en 10 stuivers. Aan verteer voor de dienaar van Rycalt en voor hen die de latten in twee vrachten brachten 19½ stuiver.
De legroeden worden in de Roosten gehaald. Voor het halen wordt 9 stuivers op tafel gelegd, voor de legroeden 1 gulden en 12½ stuiver. Voor 32 stuivers worden 6.400 dekbanden geleverd (½ stuiver per 100).

3. Aan Peter Scrob en Jacop van Aelst worden 3 gulden en 13 stuivers betaald voor het opruimen van de omgewaaide hoeve en het afbinden van het stro. Aan dezelfde twee worden 21 stuivers betaald voor het afbreken van het voorhuis dat was blijven staan en het afbinden van het stro., Aan Jacop van Aelst wordt nogmaals 35 stuivers betaald voor het opnieuw voor gebruik gereedmaken van het oude stro. Voor twee karren zand om het huis op te hogen en de put te dempen worden 18 stuivers betaald.

4. Voor totaal 5 gulden, 16 stuivers en 1½ oord ontvangt men 550 deurnagels (4 stuivers per 100), 125 lastijzers (½ oord per stuk) en 5.250 latnagels (1½ stuiver per 100).

5. Aan Symon de dekker met twee knechten voor 16½ dag dekken en een dekker voor twee dagen dekken tezamen betaald: 19 gulden en 12 stuivers (de post vermeldt dat per man per dag 8 stuivers worden betaald. Het totaal moet dan zijn 20 gulden en 12 stuivers).

6. Rycalt Coenen rijdt, nadat de hoeve omgewaaid was, naar Leende en komt daar met Jacop van Weerdingen overeen, dat hij en zijn broers de hoeve weer op zullen bouwen. Zij hebben de hoeve aangenomen voor 7 stuivers per man per dag. Aan verteer wordt te Leende 26½ stuiver uitgegeven.

7. Als de naburen het huis komen richten wordt voor 6 gulden, 12 stuivers en 3 oord bier, brood, kaas, haring, witbrood en boter op tafel gezet. 8. Daarna komen de timmerlui uit Leende, die met zessen 138 dagen werken: 48 gulden en 6 stuivers. Voor de tweede keer werken zij met drieën 46½ dag: 16 gulden en 5½ stuiver.

9. Voor 109 voet “rygelen” en 102 voet planken; 3 gulden en 11 stuivers. Aan Peter de schrijnwerker voor het leggen van de zolder boven op het huis en het maken van de zolder boven de kamer: 3 gulden en 9 stuivers. Aan Faes de timmerman voor 12 dagen werk met zijn knecht: 8 gulden en 8 stuivers. Aan planken die Rycalt Coenen te Maaseik heeft gehaald en die hij nog zelf had, voor het maken van de deuren van de schuur en het huis, binnen en buiten: 6 gulden en 16 stuivers.
Aan ijzerwerk: 500 deurnagels (4 stuivers per 100), 1.000 latnagels (1½ stuiver per 100), 4 scharnieren wegende samen 20 pond (1½ stuiver per pond), 5 paar scharnieren (samen 21 stuivers), 2 krammen (1 stuiver per stuk) en nog 2 scharnieren voor de wc (2 stuivers per stuk): samen 4 gulden en 16 stuivers.

10. Aan de timmerman betaald voor het afscheren van de wc, voor het maken van een deur daarin en voor het lijmen: 2 gulden en 7 stuivers.

11. Aan Reym de glazenmaker betaald voor 7 ruiten, voor stoppen op het huis en nog 3 stukken glas “soe het seelken in helt": 4 gulden en 10½ stuiver.

12. Voor het maken van een nieuwe tuin binnen beide akkers: 2 gulden en 11 stuivers. Voor het maken van een nieuwe put, aan bier e.a.: 2 gulden en 3 stuivers.

De volgende posten behoren niet meer bij de wederopbouw van de hoeve, maar geven de koopwaarde van paard en koe:
13. een paard gekocht toen Jan Verdoenbraken op de hoeve kwam: 29 gulden en 10 stuivers; een melkkoe gekocht voor 10 gulden.(5)

Het totaal uitgegeven bedrag voor de wederopbouw van de hoeve bedraagt: 231 gulden, 2 stuivers en 2½ oord.

Noten:
-1 Gemeentelijk Archief Eindhoven, serie C.G.B. doos 51 nr. 42; L.G.A.Houben Geschiedenis van Eindhoven Deel I, blz. 85; F.N. Smits, Beknopte geschiedenis van Eindhoven, deel I blz. 22; J. van Oudenhoven, Silva Ducis aucta & renata, blz. 53.
-2 Heemkroniek jaargang 12 (1974) blz. 53-54.
-3 Gemeentelijk Archief Breda, afdeling II/1 nr. 186 folio 16-19.
-4 Brabantse Leeuw jrg. 22 (1973) blz. 189.
-5 Jan Verdoenbraken volgde Adriaen van Heese in 1563 op als pachter van de hoeve. Hij betaalde een pachtsom van ƒ 125,- per jaar.

J. Th.M. Melssen in ’t Gruun Buukske 1974