Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Stratum; grondgebruik en gemeenschappelijke gronden: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 11: Regel 11:
-De vierde klasse is een te hoog of te laag gelegen schrale of zwart-grijze zandgroeiaarde ter dikte van 2 of 2½ palmen op te lichte of te vaste ondergrond.<br />
-De vierde klasse is een te hoog of te laag gelegen schrale of zwart-grijze zandgroeiaarde ter dikte van 2 of 2½ palmen op te lichte of te vaste ondergrond.<br />
-De vijfde klasse tenslotte bestaat uit veelal vochtige en 'sedert weinige jaren' aan de heide ontwoekerde gronden.<br />
-De vijfde klasse tenslotte bestaat uit veelal vochtige en 'sedert weinige jaren' aan de heide ontwoekerde gronden.<br />
[[bestand:Gronden Stratum 1832.jpg|thumb|right|400px|De grondkwaliteit in 1932, zoals afgedrukt in 't Gruun Buukske 1989.]]
[[bestand:Gronden Stratum 1832.jpg|thumb|right|400px|De grondkwaliteit in 1832, zoals afgedrukt in 't Gruun Buukske 1989.]]
Als we de ligging van de verschillende klassen akkerland nader bekijken (zie kaartje), dan zien we dat de eerste klas akkerlanden zijn gelegen in de Elzent, de Looiakkers, het Hei-Eind, de Biesterstraat, het Brugeind, de Wilakkers en de Lakerlopen, met andere woorden rond de Stratumsedijk, de Voorterweg, de Heezer- en de Leenderweg. Aan de rand van deze eerste klas akkers liggen die van de tweede klasse, met uitschieters langs de Voorterweg (huize De Burgh) en de Roosten, terwijl deze klasse ook sporadisch voorkomt in de Poeiers, de Elzent en de Lakerlopen. Dit laatste geldt ook voor het derde klas akkerland, dat weer aan de rand van de tweede klasse is gelegen (de Voorterweg, het Poeiers, het Hei-Eind en de Roosten). Vierde klas bouwland treffen we aan in het Hei-Eind (de 'Nieuwe Erven') en als enclave bij de Heihoeve (Eikenburg). Akkerland van de vijfde klasse tenslotte is sporadisch aangetroffen bij de Heihoeve en Kortonjo.<br />
Als we de ligging van de verschillende klassen akkerland nader bekijken (zie kaartje), dan zien we dat de eerste klas akkerlanden zijn gelegen in de Elzent, de Looiakkers, het Hei-Eind, de Biesterstraat, het Brugeind, de Wilakkers en de Lakerlopen, met andere woorden rond de Stratumsedijk, de Voorterweg, de Heezer- en de Leenderweg. Aan de rand van deze eerste klas akkers liggen die van de tweede klasse, met uitschieters langs de Voorterweg (huize De Burgh) en de Roosten, terwijl deze klasse ook sporadisch voorkomt in de Poeiers, de Elzent en de Lakerlopen. Dit laatste geldt ook voor het derde klas akkerland, dat weer aan de rand van de tweede klasse is gelegen (de Voorterweg, het Poeiers, het Hei-Eind en de Roosten). Vierde klas bouwland treffen we aan in het Hei-Eind (de 'Nieuwe Erven') en als enclave bij de Heihoeve (Eikenburg). Akkerland van de vijfde klasse tenslotte is sporadisch aangetroffen bij de Heihoeve en Kortonjo.<br />



Huidige versie van 22 sep 2020 om 09:38

Stratum; Grondgebruik en gemeenschappelijke gronden

Grondgebruik
Dat de bewoningsgeschiedenis van Stratum ver teruggaat, is bewezen door een (inmiddels verdwenen) urnenveld uit de Bronstijd aan de Leenderweg en bouwsporen uit de tweede eeuw in de Elzent (Jan Smitzlaan). Omdat er nauwelijks archeologisch onderzoek in Eindhoven is gedaan en dit in Stratum inmiddels ook praktisch onmogelijk is geworden, zal het bewijs van een continue bewoning vanaf de Bronstijd of Romeinse tijd wel nooit meer kunnen worden geleverd. Als de hem- of heemnamen, waartoe ook Stratum behoort, inderdaad van Merovingische oorsprong zijn, zoals de toponymisten beweren, zou een continuiteit van bewoning daarmee wel aannemelijker zijn.

Er staat ons echter nog een andere methode ter beschikking. Over de ontwikkeling van een dorp worden we ingelicht door de dikte van het esdek, dus door de laag vruchtbare zwarte grond van de akkers. Bij de invoering van het kadaster in 1832 werd het bouwland op grond daarvan in vijf klassen onderscheiden.
-De eerste klasse betreft bruine en zeer vruchtbare zandgroeiaarde op een doorzijgend (waterdoorlatend) geel of wit zanddek ter dikte van 4 palmen (= 40 cm).
-De tweede klasse, met een gelijke ondergrond, ter dikte van 3½ palmen, is lichter dan de eerste klasse.
-De derde klasse is samengesteld uit twee aardsoorten: ten eerste een lichte bruine, hooggelegen zandgroeiaarde ter dikte van 2½ palmen op een doorzijgende zandgrond en ten tweede uit een laag gelegen, zwartachtige zandgroeiaarde van ruim 3 palmen, op een vrij vaste onderbodem.
-De vierde klasse is een te hoog of te laag gelegen schrale of zwart-grijze zandgroeiaarde ter dikte van 2 of 2½ palmen op te lichte of te vaste ondergrond.
-De vijfde klasse tenslotte bestaat uit veelal vochtige en 'sedert weinige jaren' aan de heide ontwoekerde gronden.

De grondkwaliteit in 1832, zoals afgedrukt in 't Gruun Buukske 1989.

Als we de ligging van de verschillende klassen akkerland nader bekijken (zie kaartje), dan zien we dat de eerste klas akkerlanden zijn gelegen in de Elzent, de Looiakkers, het Hei-Eind, de Biesterstraat, het Brugeind, de Wilakkers en de Lakerlopen, met andere woorden rond de Stratumsedijk, de Voorterweg, de Heezer- en de Leenderweg. Aan de rand van deze eerste klas akkers liggen die van de tweede klasse, met uitschieters langs de Voorterweg (huize De Burgh) en de Roosten, terwijl deze klasse ook sporadisch voorkomt in de Poeiers, de Elzent en de Lakerlopen. Dit laatste geldt ook voor het derde klas akkerland, dat weer aan de rand van de tweede klasse is gelegen (de Voorterweg, het Poeiers, het Hei-Eind en de Roosten). Vierde klas bouwland treffen we aan in het Hei-Eind (de 'Nieuwe Erven') en als enclave bij de Heihoeve (Eikenburg). Akkerland van de vijfde klasse tenslotte is sporadisch aangetroffen bij de Heihoeve en Kortonjo.

De bouwlanden worden in 1832 in het oosten en zuiden omsloten door percelen houtwas, hakhout, mast- en dennenbos, die weer worden begrensd door heidegronden. Deze heidegronden zijn een restant van de oude gemeint (gemeenschappelijke gronden), die dan nog in bezit is van de gemeenten Eindhoven en Stratum (zie kaartje).

Alhoewel weilanden ook wel sporadisch tussen de bouwlanden worden aangetroffen, vindt men de meeste toch langs de Laak, de Dommel, de Tongelreep en de overige kleine waterlopen.

Dat de dikte van het esdek in verband staat met de mestoverschotten van de stad Eindhoven lijkt niet aannemelijk, want alle overige dorpen die nu tot groot-Eindhoven behoren, hadden eerste klas bouwlanden met een esdek van 4 palmen dik, terwijl voor Eindhoven zelf een dikte van 5 palmen voor de eerste klasse wordt opgegeven. Waarschijnlijker lijkt het dat de dikte van het esdek een indicatie is voor de ouderdom van de akkers. Al bij al geeft Stratum dan een logische ontwikkeling te zien.

Het grondgebied van Stratum varieert in hoogte van 15,8 tot 22,4 m. + N.A.P. De laagste gronden liggen langs de Dommel en de Tongelreep en bij de monding van de Laak in de Dommel (15 - 16 +). Een uitzondering hierop vormt het gebied van de Elzent (17 - 18 +). Aan de laagste grenzen de iets hogere (17 +) gronden, die ook langs de Laak zijn terug te vinden. De rest van de 'oude gronden', dus het hele noordelijk deel van Stratum, ligt op 18 + N.A.P. met een 19 + uitschieter vanuit Tongelre langs de Voorterweg en het gebied van De Burgh tot aan de plaats van de oude dorpskerk (aan de Gasthuisstraat). In dit gebied moeten wij dan vermoedelijk ook de veldnamen Den Hovelken en Alverdonck zoeken.
Ook de zuidelijke grensloop, de Goorloop of Goorrijt, loopt van oost naar West door 17 - 19 + gronden tot waar deze in de Tongelreep uitmondt. In dit grensgebied ligt Grootdonck. Het overige zuidelijke deel van Stratum, de gemeenschappelijke gronden, ligt op 19 - 22 + N.A.P. Vanuit de dorpskern zien we hier aansluitend in zuidelijke richting toponiemen als die Biest en die Roest, beide al in 1340 genoemd. Ook qua hoogte zien we een logische ontwikkeling: de laaggelegen gronden worden gebruikt als weiland, de hooggelegen gronden zijn begroeid met bos en hei. Tussen beide liggen de akkerlanden en ontstaat het dorp.

De oude kern lijkt de driesprong Stratumsedijk, Heezer- en Leenderweg waaromheen aaneengesloten eerste klas bouwlanden lagen, die zich uitstrekten tot aan de Dommel. Daar vinden we ook de oude kapel van Sint Joris, die in 1400 voor het eerst wordt genoemd. De Burgh, de Roostenhoeve (Kortonjo) en de Heihoeve (Eikenburg) kunnen we dan beschouwen als ontginningshoeven uit verschillende ontwikkelingsfasen van het dorp. De complexen Dommelhoef, Treurenburg en de Laak (-hoeve) - één ervan is vermoedelijk het in de late middeleeuwen vermelde 'Wuesthuys' (=huis op woeste grond) - zijn mogelijk eveneens dergelijke hoeven geweest.

Vanuit de oude kern zien we als het ware ring na ring de ontwikkeling van het dorp in noordelijke, oostelijke en zuidelijke richting. Dat inwoners van de stad Eindhoven bij de ontwikkeling van Stratum een rol hebben gespeeld staat vast. De stad bezat de helft van de gemeenschappelijke gronden, die door haar konden worden uitgegeven, verkocht of verpacht. Dat gronden aan inwoners van de stad werden uitgegeven staat eveneens vast. De poorters zullen echter de ontginningen niet zelf hebben uitgevoerd, maar dit door pachters hebben laten doen.

De gemeenschappelijke gronden
Bovenstaand beeld correspondeert met de uitgifte van de gemene gronden door hertog Jan III van Brabant op 21 december 1325 aan de inwoners van Eindhoven en Stratum. De oorspronkelijke akte van deze transactie is verloren gegaan, maar volgens een latere kopie werd daarin de volgende begrenzing aangegeven: 'die aengeet te Tongelre, ter voirt toe, ende Poeders daerbinnen, ende vandaer tot Willems gerichte van Hoerne tot des heeren gerichte van Hoerne ende des abts van Epternaken, ende vandaer tot Gennepe, tot dyer guede van Postele, ende vandaer weder totten huyse van Strathom'.

In de akte staat dus dat de gemeenschappelijke gronden onder Stratum zijn gelegen in een gebied dat wordt begrensd door de Voort (= kruising Voorterweg/Lakerloop; het riviertje vormde daar de grens met Tongelre), het rechtsgebied van Willem van Horne (= Zesgehuchten), het rechtsgebied van de heer van Horne' en de abt van Echternach (= Egenrooi/ Aalst), Gennep (= goed van Postel) en het huis van Stratum. Uit de akte blijkt tevens dat het gebied Poeders in de uitgifte was begrepen. Dit gebied strekte zich uit over het grensgebied van Tongelre, Stratum en Zesgehuchten (Riel / Putten).

Door het woord 'wederom' voor de laatste plaatsbepaling weten we dat dit huis - gezien vanuit Gennep - in de richting van de Tongelrese voort en bij het Poeders moet hebben gelegen, dit om de grenzen die worden aangegeven sluitend te krijgen. Weliswaar kan de kopiist een fout hebben gemaakt en kan in de oorspronkelijke akte hebben gestaan 'totten huysen van Strathom', wat zoveel wil zeggen als 'tot de dorpsbebouwing/de dorpskern', maar dit laatste achten wij niet waarschijnlijk gezien de grensbepalingen van de andere dorpen in deze regio.

De palen tussen Stratum en het gericht van Willem van Horne, die heer van Heeze, Leende en Zesgehuchten was, worden in een beschrijving uit 1440 met name genoemd: de Tongelreep bereikt stroomafwaarts de grens van Aalst bij de paal geheten Vorstervoirt, vandaar loopt de grens naar een paal staande achter de Nieuwe Gallichberg, vandaar op een paal geheten Orbout, staande op de oude Gallichberg voor Stratum en vandaar op een paal staande op Poijers, geheten Naijercolc (= den Ayercolc).

Van het stuk gemeint onder Stratum dat Grootdonck wordt genoemd, is het volgende bekend. Op 7 februari 1389 staat hertogin Johanna van Brabant op verzoek van de heer van Cranendonk (= heer van Eindhoven) en vele inwoners van de stad Eindhoven toe, dat zij de gemeenschappelijke gronden onder Stratum genaamd Goordonck (=Grootdonck) en Poedersel (=Poeders) zouden uitgeven, verkopen of vercijnzen. De ligging van deze gemeint in het zuiden van Stratum blijkt uit de uitgifte van de gemeint van Aalst in 1327. Van die uitgifte wordt dan 'Grootdonck' uitgezonderd!

Een akte van 27 juni 1463 spreekt over Jan van der Aa die het erf genaamd Groetdonck vernadert (=kooprecht opeist ten nadele van de verwerver, omdat hij nader verwant is aan de verkoper). De stad Eindhoven en de geburen van Stratum hadden dit erf gekocht van Hendrik van Horne, heer van Perwijs, Herlaar, Duffel en Geel (=heer van Aalst). Genoemde Jan van der Aa geeft dit erf - dus na de vernadering - weer over aan de stad en de geburen. Als wij dan zien dat onder rentmeester Hendrik Coelen (1470-1477) de stad en de geburen het stuk gemeint genaamd Groetdonck, tegen een jaarcijns van 30 oude groten verkrijgen, lijkt dit op 'geldzucht ' van de Hertog te wijzen. De stad en de geburen waren immers al eigenaar. Nu moesten ze ook nog een jaarcijns over deze gronden gaan betalen!

Rond 1340 blijken al stukken gemeint in particulier bezit te zijn en uit een akte van 1389 blijkt dat er vanaf 1325 meer oorkonden over de gemeint zijn geweest dan nu nog bekend zijn. In de 15e eeuw worden talloze stukken van de gemene gronden verkocht. Slechts van enkele uitgiften uit de 15e eeuw zijn ons akten overgeleverd. Uit het hertogelijk cijnsboek valt met zekerheid 250 bunder land op te sporen, dat in de jaren tussen 1421 en 1480 van die gemeint is afgesplitst en verkocht tegen een jaarcijns (=een jaarlijkse betaling). Jan IV van Brabant bevestigde op 13 oktober 1424 de uitgifte van 1325 en stond toen tevens toe om 400 bunder van de gemeint te verkopen voor een ½ oude groot cijns per bunder. Uit het cijnsregister blijkt, dat per bunder 6 nieuwe penningen moesten worden betaald.

De in de 15e eeuw verkochte stukken gemeint lagen aan de Goor (nabij Eygenrode) of bij de Goorrijt, aan de Galberch, bij Bollevonder en in de Chrochum, alle in het zuiden aan de grens met Aalst, in die Staerlaeck (tegen de Tongelreep aan de Biesterstraat), in of aan die Biest, aan die Meyensfoirt, en in 't Nederbroeck (aan de Tongelreep), in, aan of achter die Roest, bij het Roestven of het Ven (ten zuiden van de dorpskern) en in Poeiers (met die Aeyercolck) en Voort (ten noordoosten van de dorpskern).

Ook na de 15e eeuw zijn maar enkele akten overgeleverd die verkopen van stukken gemeint betreffen, en wel uit de jaren 1779-1810. De op het oorspronkelijk minuutplan van 1832 voorkomende 'Nieuwe Erven', werden in 1801 uitgegeven. Eerst in 1848 wordt het overgebleven gedeelte van de gemeint van Eindhoven en Stratum verkocht (zie kaartje).

Ook de locatie van de genoemde toponiemen bevestigt het hiervoor geschetste beeld van de ingebruikname van de akkerlanden. De uitgifte van 1325 sluit het noordwestelijk deel van Stratum uit: d.w.z. dat dit deel al geheel geprivatiseerd moet zijn geweest. Daar treffen we dan ook de eerste klas bouwgronden aan.

Jan Melssen in 't Gruun Buukske 1989