Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Het Stamhuis: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 21: Regel 21:
In 1875 werd een deel van de doorgang die tussen de nummers 49 en 51 ligt, bij nummer 49 getrokken. Verder werd toen ook een gebouw op de uiterste grens van het perceel gezet. Dat is ondertussen al lang weer gesloopt. In 1892 werden de huisjes, die al jaren achter het huis stonden, afgebroken en vervangen door een achterbouw.<br />
In 1875 werd een deel van de doorgang die tussen de nummers 49 en 51 ligt, bij nummer 49 getrokken. Verder werd toen ook een gebouw op de uiterste grens van het perceel gezet. Dat is ondertussen al lang weer gesloopt. In 1892 werden de huisjes, die al jaren achter het huis stonden, afgebroken en vervangen door een achterbouw.<br />


'''Onderdeel van het eigendom van sigarenfabrikant De Vlam'''
'''Onderdeel van het eigendom van sigarenfabrikant De Vlam'''<br />
 
In 1907 kocht sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven het pand aan. Niet lang daarna, in elk geval binnen het tijdsbestek van een jaar, werden de gebouwen aan de achterzijde van het pand aan het Stratumseind in de firma Van der Putt en De Vlam ingebracht. De Vlam bleef eigenaar van het huis, dat aan het Stratumseind staat, maar woonde zelf in het statige pand aan de Rechtestraat nummer 53.<br />
In 1907 kocht sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven het pand aan. Niet lang daarna, in elk geval binnen het tijdsbestek van een jaar, werden de gebouwen aan de achterzijde van het pand aan het Stratumseind in de firma Van der Putt en De Vlam ingebracht. De Vlam bleef eigenaar van het huis, dat aan het Stratumseind staat, maar woonde zelf in het statige pand aan de Rechtestraat nummer 53.<br />


In 1910 was het pand in gebruik van Arn. C.A. v. Rooij, die agent van de coöperatieve botermijn werd genoemd.6 Op een foto, die rond dat jaar is gemaakt, is te zien dat het de voorgevel van het pand toen stucwerk met een ruw oppervlak had. Vermoedelijk is dat uiterlijk al in de 19e eeuw tot stand gekomen.
In 1910 was het pand in gebruik van Arn. C.A. v. Rooij, die agent van de coöperatieve botermijn werd genoemd. Op een foto, die rond dat jaar is gemaakt, is te zien dat het de voorgevel van het pand toen stucwerk met een ruw oppervlak had. Vermoedelijk is dat uiterlijk al in de 19e eeuw tot stand gekomen.
In 1915 werden de pakhuizen en opslagplaatsen aan de achterzijde van het huis vernieuwd. In de legger van het kadaster werd dat deel daarna omschreven als fabriek. Het pand zelf bleef nog jarenlang omschreven als huis en erf. In 1917 werd het huis bewoond door H.S.F. Koenen, die opzichter was bij de Provinciale Waterstaat.6
In 1915 werden de pakhuizen en opslagplaatsen aan de achterzijde van het huis vernieuwd. In de legger van het kadaster werd dat deel daarna omschreven als fabriek. Het pand zelf bleef nog jarenlang omschreven als huis en erf. In 1917 werd het huis bewoond door H.S.F. Koenen, die opzichter was bij de Provinciale Waterstaat.6
In oktober 1918 werd het pand door De Vlam verkocht aan aannemer Wilhelmus Hubertus Smeets, die er ook ging wonen. Later is hij verhuisd naar Lieshout.<br />
In oktober 1918 werd het pand door De Vlam verkocht aan aannemer Wilhelmus Hubertus Smeets, die er ook ging wonen. Later is hij verhuisd naar Lieshout.<br />

Versie van 21 nov 2014 21:22

Aan de achterzijde van het café valt de steile kap op. Het pand is gebouwd rond het jaar 1600.

Het Stamhuis, ca. 1575 tot heden
Stratumseind 49 Gemeentelijk monument

Tijdens een twee tweetal bouwhistorische verkenningen kon worden vastgesteld, dat de gave kapconstructie van dit pand uit de late 16e of uit het begin van de 17e eeuw stamt. Het betreft hier een opvallend breed en diep pand met een zadeldak. Dat dak heeft een schildeind aan de voorkant en een nok, die loodrecht op de straat staat. Oorspronkelijk had het pand ongetwijfeld twee opgaande top- of trapgevels. Aan de achterzijde van het pand is nog steeds het grootste deel van die topgevel te zien,die door een klein wolfseinde wordt afgetopt. Na een interne verbouwing in 1999 zijn in de achtergevel van het oude pand vlechtingen te voorschijn gekomen. Die laten een aftekening zien van een eenlaags gebouwtje, dat tegen de achtergevel was gebouwd. De stenen van de schuine kant van dat topgeveltje zijn hier loodrecht en in zaagtandverband gemetseld. Deze manier van metselen zorgde er voor, dat er geen vocht in de schuine top kon binnendringen.

Opmerkelijk is de constructie met moer- en kinderbinten van de balklagen op de begane grond en op de verdieping. De hart-op-hart afstand tussen de kinderbinten bedraagt in beide balklagen 60 centimer. Hier wordt dus weer duidelijk, dat bouwtradities vaak regionaal verschillen, want de afstand bedraagt gewoonlijk slechts één voet, dat is 30 centimeter.
De kap heeft kromstijlgebinten, waarop schaar- en nokgebinten zijn geplaatst. Bovenop de nokbalk is een nokgording aangebracht. Zowel de korbeels als de stijlen en de balken worden door pen- en gatverbindingen aan elkaar verbonden. De windschoren hebben aan de onderzijde ijzeren nagels. Het viel op, dat veel delen van in deze houtconstructie uit gebruikt materiaal afkomstig zijn. Zo was bijvoorbeeld een balk met een ingekrast timmermansmerk in de constructie verwerkt, terwijl dergelijke merktekens in de tijd, dat deze kap werd gebouwd, al niet meer in gebruik waren. In theorie kan die balk uit de 14e, 15e of 16e eeuw stammen!

Het is niet ondenkbaar dat op deze plaats een laat middeleeuws huis gestaan heeft, dat tussen 1550 en 1600 (mogelijk na de stadsbrand van 1554 of na een van de plunderingen in de 80-jarige oorlog) 'gesneuveld' is en vervolgens met gedeelten van het nog bruikbare bouwmateriaal is herbouwd. Wat ook opvalt, zijn de forse afmetingen van deze dakconstructie en de overige maten van het gebouw, terwijl de plafondhoogte op de begane grond juist erg gering is. Mogelijk moet de oorzaak hiervoor gezocht worden in de functie van het oorspronkelijke gebouw, die op dit moment nog onbekend is.

Door bestudering van de dakconstructie kan worden vastgestel dat deze kap rond het jaar 1600 is gebouwd. Enkele houtdelen hebben inkepingen, die aantonen dat die uit een huis van vóór 1550 afkomstig zijn.

Een maison aan de Rue Droite
De geschiedenis van de eerste twee eeuwen van het bestaan van dit pand zijn vooralsnog onbekend. Pas in de napoleontische tijd komen we enkele gegevens tegen. In april 1811 kocht Henricus van Stekelenburg dit pand van Willem Gielissen. De laatstgenoemde was gedwongen om het pand openbaar te laten verkopen en met de opbrengst zijn schulden af te lossen. In het belastingcohier uit dat jaar, gedateerd 18 oktober 1811, werd Van Stekelenburg als eigenaar van een pand in de Rue Droite (Rechtestraat) genoemd. Het pand werd met klasse 5 gewaardeerd. Klasse 1 en 2 werden toen aan bebouwing met een uitmuntende kwaliteit gegeven, terwijl aan de huizen met de minste kwaliteit klasse 10 werd toegekend. In 1811 werden 26 van de 306 huizen in Eindhoven met klasse 5 gewaardeerd, hetgeen de eigenaar 65 francs belasting kostte. De ambtenaar in de napoleontische tijd was gewoon zijn gegevens in de Franse taal te vermelden, zodat Hendrik werd weergegeven als Henri. Vanaf de eerste kadastrale vermelding in 1832 was eenvoudig sprake van een huis en erf, waarvan Hendrik van Stekelenborg uit Eindhoven nog steeds de eigenaar was. Het beroep van Van Stekelenborg werd aangeduid met particulier, hetgeen een equivalent is van het woord rentenier. Hij kon het zich jaren later blijkbaar probleemloos veroorloven om zijn obligatie van 500 gulden, waarmee de aanleg van het Eindhovens Kanaal was gefinancierd, beschikbaar te stellen aan de pastoor in de gemeente Gestel.

Op 3 oktober 1839 tekende landmeter Bijnen de plattegrond van het pand zeer precies in en vermeldde Hendr. van Stekelenburg daaronder als eigenaar. Verder merkte de landmeter op, dat het pakhuis was veranderd en dat een verbeteringen aan het huis was aangebracht. Daaruit blijkt dus, dat een deel van het pand voor bedrijfsdoeleinden werd gebruikt.
Secretaris Antonius Johannes van Stekelenborg had het pand na 1839 van zijn ouders geërfd. Dat is gebeurd op basis van een testament uit juli 1828. Het pand is toen als winkel in gebruik geweest, hetgeen bij de verkoop in december 1867 duidelijk werd. De winkelopstand, de toonbank en gastoestellen bleven namelijk eigendom van de oude eigenaar. Sigarenfabrikant Franciscus Antonius Hendrikus van den Bichelaer werd de nieuwe eigenaar en bewoner. Van den Bichelaer hield zich in deze jaren al bezig met de mechanisering van het fabricageproces van de sigaren. In 1863 kocht hij samen met enkele andere firma's een Duitse machine, die zogenaamde poppen, het binnenwerk van de sigaren, kon maken. In 1874 liet hij de tabak geautomatiseerd kerven met behulp van een stoommachine.

In 1875 werd een deel van de doorgang die tussen de nummers 49 en 51 ligt, bij nummer 49 getrokken. Verder werd toen ook een gebouw op de uiterste grens van het perceel gezet. Dat is ondertussen al lang weer gesloopt. In 1892 werden de huisjes, die al jaren achter het huis stonden, afgebroken en vervangen door een achterbouw.

Onderdeel van het eigendom van sigarenfabrikant De Vlam

In 1907 kocht sigarenfabrikant Johan Jozef Julius de Vlam uit Eindhoven het pand aan. Niet lang daarna, in elk geval binnen het tijdsbestek van een jaar, werden de gebouwen aan de achterzijde van het pand aan het Stratumseind in de firma Van der Putt en De Vlam ingebracht. De Vlam bleef eigenaar van het huis, dat aan het Stratumseind staat, maar woonde zelf in het statige pand aan de Rechtestraat nummer 53.

In 1910 was het pand in gebruik van Arn. C.A. v. Rooij, die agent van de coöperatieve botermijn werd genoemd. Op een foto, die rond dat jaar is gemaakt, is te zien dat het de voorgevel van het pand toen stucwerk met een ruw oppervlak had. Vermoedelijk is dat uiterlijk al in de 19e eeuw tot stand gekomen. In 1915 werden de pakhuizen en opslagplaatsen aan de achterzijde van het huis vernieuwd. In de legger van het kadaster werd dat deel daarna omschreven als fabriek. Het pand zelf bleef nog jarenlang omschreven als huis en erf. In 1917 werd het huis bewoond door H.S.F. Koenen, die opzichter was bij de Provinciale Waterstaat.6 In oktober 1918 werd het pand door De Vlam verkocht aan aannemer Wilhelmus Hubertus Smeets, die er ook ging wonen. Later is hij verhuisd naar Lieshout.

Tot dan toe heeft het pand het karakter van een woonhuis gehad met daarachter fabrieksachtige gebouwen. Maar in het midden van de jaren twintig was het pand als winkel ingericht. De voorgevel met het ruwe, donkere stucwerk werd op verzoek van Adrianus van de Laar-Dahmen in 1927 verbouwd. Die had daar toen inmiddels een winkel. Op de benedenverdieping werden de twee ramen links en de deur daarnaast verbouwd tot een groot etalageraam met een winkelingang. Een vergelijking van twee foto's, een van vòòr 1930 en de andere van circa 1930, die beide in het archief beschikbaar zijn, geeft de aangebrachte veranderingen duidelijk weer. Op die foto uit 1930 is te zien dat de eigenaar van de daar gevestigde winkel naar Markt 10 ging verhuizen. Achter de etalageruit was een bord geplaatst met de tekst: Groote opruiming wegens verplaatsing der zaak naar Markt 10 v.d. Laar-Dahmen. Op die laatstgenoemde foto is bovendien goed te zien, dat de voorgevel van het pand in 1930 nog steeds van ruw stucwerk was voorzien.

Achter de moderne (jaren-30) pui van dit café aan het Stratumseind 49 gaat een van de oudste woonhuizen van Eindhoven schuil.

De huidige voorgevel uit 1930 In oktober 1930 verkocht Smeets het pand door aan herbergier Godefridus Martinus de Brouwer, die het op zijn beurt in januari 1931 verkocht aan makelaar Piet Henri de Bont. Die vroeg meteen een bouwvergunning aan. De voorgevel werd voorzien van kleine geelbruine bakstenen in Noords verband en werd opgetrokken in de stijl van de al weer op zijn retour zijnde Amsterdamse School. Aan die verbouwing heeft het pand zijn tegenwoordige, typische jaren-'30-gevel te danken. De voorgevel is aan de beide zijkanten met baksteen iets verhoogd, waardoor de indruk van twee torens wordt gewekt. Een forse dakgoot strekt zich uit over bijna de hele breedte van de gevel. Drie ramen van verschillende breedte zijn in de bovenverdieping aangebracht. Roeden, die in die vensters zijn aangebracht, benadrukken de horizontale lijnen ook nog eens.

De adressengids uit 1934 vertelt ons, dat De Bont er in dat jaar een woningbureau had. Klompenfabrikant Henricus Odulphus van der Velden uit Best kocht het pand in februari 1942. Het pand is nog een tijd in gebruik geweest als opslagplaats van ijzerhandel Van Waegeningen en Zn., die hiernaast op 47 zijn winkel had. In januari 1955 verkocht Van der Velden het pand aan de gemeente Eindhoven.
Henk Luiten vermeldt in een stuk over de bewoners van het Stratumseind, dat hier de notariskantoren van Haenen en later ook nog van notaris Claassen waren gevestigd. In 1970 werden de deur en de ramen in de achtergevel aangepast in opdracht van de firma Van Waegeningen. Tijdens de bouwhistorische verkenning in 2001 troffen we nog een relict uit de bestaansperiode van deze firma op deze plaats aan. Een plaatsnaambord, dat ooit door de VVV langs de weg bij de gemeentegrens van Wageningen was geplaatst en waarop de lezer uitgenodigd werd om toch vooral eens in de plaats rond te kijken, was achteloos in een hoekje van de achterbouw achtergelaten. Het zal toch geen toeval zijn?

Café-bar Bonzo
In 1976 werd de winkelwoning na indiening van een bouwverguning door A. Goudsmits tot een café met een bovenwoning verbouwd. De vensters en de voordeur kregen ronde vormen. Vanaf dat jaar heeft het pand voortdurend als café dienst gedaan. Na deze verbouwing in 1976, maar zeker sedert 1980 heeft hier café-bar Bonzo gezeten.
Prins' Groothandel in Dranken B.V. kocht het pand daarna van de gemeente Eindhoven. Dat is gebeurd in december 1984, waarna de voor- en de zijgevel werden aangepast. De boogvensters en de deur kregen, opnieuw op verzoek van A. Goudsmits, weer rechthoekige vormen en in de linkerzijgevel werd een klein raampje aangebracht. In 1990 werd de nooduitgang aan de achterzijde van het pand overkapt. Die lag tussen café Bonzo en café Millertime, en werd in de omschrijving van de bouwvergunning als vluchtweg aangeduid.

Café Bonzo heeft hier gezeten tot 1999. In dat jaar werd het interieur verbouwd. De nieuwe uitbater, Schoenmakers, wilde met behulp van oude, van elders afkomstige, maar authentieke materialen, een geheel andere sfeer creëren dan tot die tijd het geval was, een trend die we rond de milleniumwisseling wel vaker bij cafés tegenkwamen. De naam van het café is na de verbouwing gewijzigd in De Schoen. Daarna werd de naam nog eens gewijzigd in Sgt. Peppers.

Concluderend kan worden vastgesteld, dat het hier beschreven pand een grote ouderdom heeft. De kap is grotendeels bewaard gebleven evenals de oorspronkelijke voor- en de achtergevel en de zijmuren. Mogelijk zelfs is dit het enige 16e-eeuwse pand in de binnenstad, dat nog in een originele staat verkeert, hoewel het door zijn gemoderniseerde voorgevel niet meteen opvalt. Eindhoven heeft de plicht een dergelijk pand uiterst zorgvuldig te behandelen.

De fabrieksgebouwen aan de achterzijde van Stratumseind 49, die vanaf circa 1907 het eigendom waren van de N.V. Van der Putt en De Vlam, werden in 1936 verkocht aan de N.V. handelsmaatschappij Het Zuiden uit Amsterdam. Die verkocht de fabriek met de bijgebouwen in 1941 aan de N.V. fruithandel Van Hoeckel en Zonen uit Den Bosch. Meubelfabrikant Wilhelmus Jacobus Schoots uit Eindhoven was tussen 1944 en 1951 de eigenaar. Daarna werden de gebouwen door de gemeente Eindhoven onteigend. Fabrieksgebouwen pasten immers niet meer in het centrum van het gemoderniseerde Eindhoven en moesten dringend plaats maken voor parkeervoorzieningen.

Bronnen: Eindhovens Verborgen Verleden, Jos en Bauke Hüsken, Zaltbommel 2006.



Locatie: {{#display_map: 51.43658936202944,5.481367707252502~Het Stamhuis |type=satellite | height= 500px | width= 500px | zoom=17 }}