Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

De voedselcrisis

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De voedselcrisis van 1709

In 1709 zou de natuur de mens voor grote problemen stellen. Zelden heeft Europa zo'n strenge en langdurige winter gekend als juist dat jaar. Talloze her en der gemaakte aantekeningen getuigen daarvan. Op 5 januari had de kou ingezet, 's morgens om zeven uur voelde het, gerekend naar de tijd van het jaar, buiten nog lekker zacht aan. In de late avond was dat echter gaan veranderen. In Dendermonde werd daarover opgetekend: "Den vijfden Januarij des nachts heeft het soo gruwelick beginnen te vriesen dat op drij dagen tijts de Schelde is toegevrosen, welcke vorst soo furieuselijck ende met soo groote koude continueert dat op den wegh van Brussel op de 7e eene vrouw en drij kinderen zijn gevrosen ghevonden".(1)

Maandenlang heeft dat barre winterweer aangehouden. In heel Europa. Diep in het zuiden vroren zelfs de Taag en de Ebro op sommige plaatsen dicht. In Aken de thermen en in Venetië de lagune. Soldaten vroren dood tijdens de wacht en hele gezinnen in hun woningen. Velen liepen gekwetste oren, neus en ledematen op.(2)

Voor vrijwel alles wat op het veld stond zijn de gevolgen desastreus geweest. Geen wonder dat 1709 dan ook tot de meest extreme duurtejaren van de zeventiende en achttiende eeuw gerekend mag worden. Waar het zich al snel liet aanzien dat er dat jaar nauwelijks graan te oogsten zou zijn was het zaaks bijtijds naar mogelijk elders nog aanwezige voorraden om te zien.
Op de Bossche graanmarkt bijvoorbeeld. Gebeurd is dat ook. Hevig verontrust heeft ’s-Hertogenbosch dat op 19 april 1709 ook kenbaar gemaakt aan de Staten-Generaal.(3) "Groote quantiteiten granen (waren al) uit de stadt verbragt, sonder te weten werwaarts, die op seer hooge en excessieve prijs waren ingecogt". Honderden lasten rogge en tarwe waren al verdwenen. Daar moest wat tegen gebeuren. Zelf had men alle uitvoer uit de stad inmiddels al verboden. Bekrachtiging van die maatregel door de hoogste regeringsinstantie zou meer dan welkom zijn.

Nu waren de Staten zich al vóór het invallen van de extreme kou met de graansituatie gaan bemoeien. In een poging de vijand, waarmee men in oorlog was,(4) ook op het voedselfront te bestrijden. Door een algeheel verbod op de uitvoer van graan zou deze veel sneller op de knieën gebracht kunnen worden. Op 3 november 1708 al werd daartoe een eerste plakkaat uitgevaardigd, met een ongemeen zware sanctie op overtreding: de doodstraf.

Op 11 april en 24 mei 1709 gevolgd door een plakkaat met nieuwe verboden.(5) Het Bossche verzoek van april van dat jaar leidde tot een nog verdergaande reglementering. Op 17 juni 1709 werd voor het vervoer van granen naar besloten steden een nieuw soort paspoort van de Staten-Generaal ingevoerd, dat slechts verstrekt zou worden als men tevoren opgaf welke stad men bij dat vervoer op het oog had. Vervoer uit zulke steden en tussen dorpen onderling zou geheel via de admiraliteitscolleges komen te lopen. Omgeven door een zeer omslachtig systeem van certificaten, die moesten worden afgegeven door allerlei verschillende instanties.(6)
Uit een gezamenlijke klacht van de dorpen in Kempenland d.d. 5 augustus 1709, wordt duidelijk hoe funest die nieuwe regels in de praktijk uitwerkten.(7) Enerzijds wilde 's-Hertogenbosch geen korrel graan meer uit de stad laten gaan, onder voorwendsel anders voor de eigen ingezetenen en de militie aldaar te kort te komen. Anderzijds werd door de ontvangers, controleurs en commiezen van de konvooien en licenten "op het rigoureuste verhinderd", dat men op het platteland onderling bij elkaar naar graan op zoek ging.
Het zou dan ook niet meer dan billijk zijn 's-Hertogenbosch te dwingen ook rekening te houden met de rest van Brabant en de genoemde economische functionarissen aan te sporen tot grotere soepelheid. Anders stond het te vrezen "dat vele verarmde, mistroostige mensen tot gevaarlijke extremiteiten zouden geraken". Er waren al verscheidene "confusiën en disordres" voorgevallen. Kort tevoren, op 20 juli 1709, had Eindhoven zelf al met een sprekende brief tegen de nieuwe maatregelen geprotesteerd. (8) Al sinds de eerste plakkaten van dat jaar was de graanprijs in Eindhoven steeds verder "opgesteijgert".

Door dat paspoort van 17 juni was de situatie nóg veel beroerder geworden. Geen korrel graan was er meer aangevoerd, wat funest was daar de stad zelf, "niet anders (sijnde) als een steenhoop en reeckx van huijsen", geen met graan bebouwde landerijen had. Het had de bewoners inmiddels "tot de grootste extremiteijt en hongersnoot" gebracht, waarbij eenieder de keel werd toegebonden.

De hoofdoorzaak van de stagnerende aanvoer was duidelijk. Het drieste optreden van allerlei politieke en militaire functionarissen, maar vooral dat van de commiezen van de Admiraliteit, die maar al te graag bereid waren overal wetsovertredingen te constateren. Om zo de nodige boetes op te kunnen leggen of spullen in beslag te kunnen nemen. Die geldklopperij nu diende van hogerhand verboden te worden.

Niet alleen in de Kempen zelf had men overigens met zulke inhalige ontvangers van doen. Ook daarbuiten. Zo bijvoorbeeld in Well aan de Maas, waar de ontvanger van de konvooien en licenten de pogingen van Willem van den Broek "coopman in granen, wonende tot Kevelaer", dwarsboomde, die Eindhoven te hulp wilde komen. Om de hoog dringende nood aldaar te lenigen had hij aangeboden van tijd tot tijd de nodige hoeveelheden graan uit het Land van Kleef en Gelder naar Eindhoven te zullen doen brengen. "Om deselve voor een redelijcken prijs ende naer den ordinaris cours van de markten te sullen verkoopen".
De gouverneur van de stad Gelder had hem daar de nodige toestemming voor gegeven, maar de ontvanger van Wellaan de Maas had hem niet laten passeren. Ondanks het feit dat hij zich bereid getoond had de nodige douanerechten te willen betalen. Ook dit gedrag wenste de Eindhovense magistraat door de Staten-Generaal gecorrigeerd te zien (31 oktober 1709).(9)

Noten:
1- J. Buisman, Bar en Boos, Zeven eeuwen winterweer in de Lage Landen (Baam 1984) 137.
2- Idem, 138-140.
3- BHIC, Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch, OA, inv.nr. A 328, doos 1161, met daarin de minuut van het betreffende rekest.
4- De Spaanse successie-oorlog (1701-1713).
5- Groot Placaetboeck 5 (1725), 356-360.
6- Groot Placaetboeck 5 (1725), 361-362. In losse planodruk aanwezig in BHIC, Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch, OA, inv.nr. A 328, doos 1161.
7- Als bij noot 3.
8- Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Archief Staten Generaal, inv.nr. 7655-1 (Rekesten 1709 juni-juli).
9- Rijksarchief ‘s-Gravenhage, Archief Staten Generaal, inv.nr. 7657 (Rekesten 1709 oktober- 15 november).

J.W. Hagen
in: 't Gruun Buukske 1992, 98