Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Constantia

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken

J.F. Pfaff en gymnastiekvereniging Constantia

J.F. Pfaff, in 1833 in Luyksgestel geboren als zoon van een sappeur van het 2e Bataljon 12e Afdeling Infanterie, was gymnastiekleraar. Na een militaire loopbaan was hij in 1867 benoemd aan de Rijks H.B.S. in Helmond, maar hij was ook buiten schoolverband actief.

In 1869 verzocht hij het Eindhovense gemeentebestuur om hem een ruimte beschikbaar te stellen waarin hij lessen zou kunnen geven in de gymnastiek en de wapenhandel. De schoolcommissie die enkele jaren eerder door een positief advies aan de raad had bijgedragen aan de komst van Emanuel de Jong, was nu wat voorzichtiger. Zij adviseerde Pfaff eerst eens te laten nagaan of hij wel op voldoende leerlingen kon rekenen. Pfaff ging daarop op onderzoek uit en liet enkele maanden later aan de raad weten, dat er zich al 40 leerlingen hadden aangemeld, terwijl zijn inschrijvingslijst nog niet bij alle Eindhovense gezinnen was aangeboden.
De raad bleek tevreden met dit voorlopig resultaat en stelde Pfaff daarom een lokaal beschikbaar van de oude school achter het stadhuis. Pfaff zou niet lang plezier van de ruimte hebben, want al in 1872 gaf het gemeentebestuur hem te kennen, dat hij het lokaal een andere bestemming wenste te geven.
Een verzoek om een subsidie in de huurkosten van een vervangende ruimte werd afgewezen, evenals latere verzoeken om de oude ruimte opnieuw beschikbaar te stellen. Het is niet duidelijk waarom de houding van het stadsbestuur na haar positieve adviezen in 1863 nu plotseling is veranderd. Misschien heeft een rol gespeeld, dat Pfaff zich in 1872 na zijn vertrek uit Helmond niet in Eindhoven had gevestigd, maar aanvankelijk in Stratum en later in Woensel. Intussen lijkt het er wel op, dat Pfaff ondanks het wegvallen van overheidssteun toch is doorgegaan met lesgeven.

Gymnastiekvereeniging 'Constantia'
In 1884 ging de geschiedenis van de Eindhovense gymnastiekbeoefening een nieuwe fase in.
In de Meierijsche Courant verscheen een advertentie van een "voorloopig comité" waarin belangstellenden werden opgeroepen eens te komen praten over de oprichting van een gymnastiekvereniging. De redactie haakte in haar kolommen op het bericht in. Al lang had zij zich afgevraagd waarom Eindhoven achter moest blijven bij het beoefenen van de gymnastiek, terwijl deze edele kunst in steden in de omgeving met ijver en inspanning werd beoefend.
Haar overtuiging dat het initiatief veel bijval zou krijgen bleek juist, want enkele maanden later kon Gymnastiekvereeniging 'Constantia' worden opgericht, die zich in 1885 aansloot bij het Nederlandsch Gymnastiekverbond en datzelfde jaar ook koninklijke goedkeuring van haar statuten verwierf. Doel van de vereniging was de beoefening en uitbreiding van de gymnastiek- en wapenhandel.
Ze kende werkende, kunstlievende en ereleden. Alleen werkende leden hadden kies- en stemrecht. Van de kunstlievende werd slechts een jaarlijkse bijdrage van ten minste ƒ 2,50 verwacht, zij waren dus in feite alleen donateurs.

In juli 1886 boden de werkende leden de kunstlievende een bal champêtre aan in de zaal van Apollo's Lust aan de Vestdijk. In de aankondiging liet het bestuur weten, dat zij die nog als kunstlievend lid wensten toe te treden, daarvan schriftelijk kennis konden geven aan secretaris Bingen.
In februari van het volgende jaar trad de vereniging voor het eerst naar buiten met een uitvoering die in de pers hoog werd geprezen. Gymnastiekleraar en directeur van de vereniging Pfaff had zich geen moeite gespaard om de jeugdige gymnasten de weg te wijzen die tot grote overwinningen leidt, schreef de krant. Met nadruk maakte de redacteur nog melding van het optreden van een kinderklasse - jongens en meisjes - die hij had ervaren als een lieve en aangename afwisseling.

1887: gewestelijke aansluiting
In 1887 werd het Nederlandsch Gymnastiekverbond gewestelijk georganiseerd. Een jaar later vroeg het bestuur van het Zuidergewest aan het gemeentebestuur een subsidie voor de eerste gewestelijke uitvoering. De raad besloot vijftig gulden te schenken, mits de manifestatie in Eindhoven zou plaatsvinden en niet in een van de randgemeenten.
Ofschoon het weer niet meewerkte, werd het sportfeest een groot succes. Behalve het Eindhovense Constantia waren Sparta uit Breda aanwezig, Kracht en Vriendschap uit Culemborg, 's-Hertogenbosch uit de gelijknamige stad, Jahn, Lycurgius en Milo uit Nijmegen, Concordia, Kracht en Vriendschap en For ever Friends uit Roermond en Swentibold uit Sittard.
De feestelijkheden werden 's zaterdags geopend met een fakkeloptocht, waarin ook harmonie Musis Sacrum uit Woensel meeliep. Daarna werd de turners in de zaal van het Eindhovens Mannenkoor aan het Stratumseind een concert aangeboden. Op zondagmiddag was er een optocht door de stad, waaraan behalve door Musis Sacrum ook medewerking werd verleend door harmonie Apollo's Lust. Na een ontvangst op het stadhuis trokken de turners naar de Markt, die tot feestterrein was ingericht. Daar kon het betalende publiek genieten van de ordeoefeningen en de vrije oefeningen onder leiding van Pfaff en van de schooloefeningen met de werktuigen. De groepsoefeningen oogsten veel bewondering en het optreden van de kinderklasse vertedering. Na het harde werken verenigden de gymnasten zich aan de feestdis. 's Avonds waren zij weer op het feestterrein terug om er te genieten van een vuurwerk en van een concert dat gegeven werd door de stafmuziek van het 2e Regiment Huzaren van Venlo. De volgende dag maakte het gezelschap een uitstapje naar Geldrop om daarna deel te nemen aan een bal in de zaal van Apollo's Lust. On de drukte te beschrijven meldde de krant, dat er 98 paren hadden deelgenomen aan de eindpolonaise.

De feestelijkheden waren bij het bestuur van het Zuidergewest goed in de smaak gevallen. Enkele dagen na de manifestatie kreeg het gemeentebestuur een hartelijke bedankbrief en een bronzen herinneringsmedaille. De medaille werd direct in het archief opgeborgen en is sindsdien niet meer teruggezien.

Over de geschiedenis van Constantia in de volgende jaren is weinig bekend. We weten dat de vereniging in 1891 met succes heeft deelgenomen aan de gewestelijke uitvoering in Helmond, maar of ze ook nog acte de présence heeft gegeven op die in Venlo (1892) en Roermond (1893) is niet duidelijk. Daarna wordt lange tijd niets van Constantia vernomen.
Gelukkig zijn er voldoende leden van de vereniging met name bekend om ons een indruk te geven van de maatschappelijke achtergronden van de eerste Eindhovense gymnasten. Zoals we zagen was Pfaff directeur. Daarnaast was er een bestuur, waarvan M. Bisdom voorzitter was. Deze linnenfabrikant was in 1853 in Helmond geboren. De overige bestuursleden waren op één na van Eindhoven geboortig. Secretaris was de in 1863 geboren dokterszoon M.W.L.J. Aertnijs (de beroemde wielrenner!), de penningen werden beheerd door M. de Heer, die in 1865 was geboren als zoon van de grondlegger van de bekende textielfabriek J. de Heer. Tenslotte waren er nog twee commissarissen, te weten de in 1866 in Woensel geboren E. Redelé, een van de zoons van de bekende zeepfabrikant en H. Hertzberger, die in 1863 het levenslicht had gezien als zoon van een succesrijk winkelier in textiel.
In 1866 werd Aertnijs als secretaris opgevolgd door J. Bingen, een landmeter die in Roermond geboren was. Al deze mensen beoefenden zelf de gymnastiek, want zoals we zagen konden alleen werkende leden tot bestuurslid worden gekozen. Alles bijeen was het toch een gemengd gezelschap, want Bisdom was remonstrant, Aertnijs, Rédelé en Bingen waren katholiek en De Heer en Hertzberger israëliet.

Behalve de bovengenoemde namen zijn er nog enkele bekend.
In 1937 wijdde S.H.A.M. Zoetmulder in het Eindhovens Dagblad aandacht aan een groepsfoto van de leden. Van de geportretteerden noemde hij behalve Bisdom en Rédelé ook nog Edm. de Haes, Van Baeckel (Van Bakel?), Van Dijck en Van Leersum. Tenslotte weten we dat ook het raadslid J. Pijpers werkend lid is geweest. Alles bijeen zal het duidelijk zijn, dat de leden van Constantia tot de gegoede middenstand en de (nog) beter gesitueerden hebben behoord.

J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1986-58