Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Eindhovense Hofleveranciers: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Ga naar: navigatie, zoeken
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<big>'''Koninklijke bedrijven en Hofleveranciers'''</big><br /> Op 4 oktober 1989 kreeg het oude Eindhovense bedrijf B.V. Caspar De Haan van Hare Majesteit het rec...')
 
Regel 53: Regel 53:
  
 
In: ’t Gruun Buukske 1989, 39<br />
 
In: ’t Gruun Buukske 1989, 39<br />
 +
[[categorie:Zakelijk]]
 +
[[categorie:(Detail)handel]]

Versie van 24 feb 2016 om 14:20

Koninklijke bedrijven en Hofleveranciers

Op 4 oktober 1989 kreeg het oude Eindhovense bedrijf B.V. Caspar De Haan van Hare Majesteit het recht om voortaan het Koninklijk Wapen te voeren met de toevoeging 'Bij Koninklijke Beschikking Hofleverancier". Enkele maanden daarna kon u in de krant lezen dat de weliswaar wat jongere, maar toch nog altijd ruim 100 jaar oude B.V. Hout industrie Picus, eveneens dat recht had gekregen.
Voor ons waren deze gebeurtenissen een reden om eens in de archieven te duiken om wat meer over dit eerbewijs te weten te komen.

Al in de tijd van koning Willem I kon een ondernemer het recht krijgen voor zijn bedrijf het Koninklijk Wapen te voeren of het wapen van een van de andere leden van de Koninklijke Familie. Dit recht was gebonden aan de persoon die het kreeg en het verviel dan ook als de recht hebbende overleed. Maar in de praktijk gebeurde het dikwijls, dat de opvolgers in het bedrijf - al dan niet te goeder trouw - het wapen en het daaraan verbonden predicaat 'Hofleverancier' bleven voeren. Daardoor leek het er tenslotte op, dat er veel meer 'Hofleveranciers' waren dan in werkelijkheid het geval was.

Behalve dat ondernemers het recht konden krijgen het wapen van een van de leden van de Koninklijke Familie te voeren en daarmee het predicaat Hofleverancier, konden en kunnen bedrijven ook het recht krijgen tot het voeren van het predicaat 'Koninklijk'. Dit laatste voorrecht is groter dan het eerste en mag daarmee dan ook niet worden verward.

Nadat koningin Juliana nog ruim honderd keer en prins Bernhard zeker enkele tientallen malen aan ondernemers het recht hadden gegeven om hun wapen te voeren, gaf koningin Beatrix na haar troonsbestijging de opdracht het stelsel te herzien. Dit heeft er toe geleid, dat nu nog alleen het Staatshoofd het recht kan verlenen tot het voeren van zijn (uiteraard Koninklijk) Wapen. Ter onderscheiding van de 'Hofleveranciers oude stijl', dient bij het wapen steeds te worden vermeld 'Bij Koninklijke Beschikking Hofleverancier'. In tegenstelling tot vroeger wordt het privilege nu niet meer aan personen verleend, maar aan bedrijven. Ook geldt het privilege niet langer onbeperkt, maar slechts voor een periode van ten hoogste 25 jaar; daarna kan het bedrijf om verlenging van het voorrecht vragen.
Ook de 'Hofleveranciers oude stijl' dienen om verlenging van het voorrecht te vragen, of beter, om een omzetting van het oude recht in een 'Hofleverancierschap nieuwe stijl'. Zo'n omzetting werd in 1898 verleend aan de B.V. Houtindustrie Picus.

In de eerste helft van de vorige eeuw werden hoofdzakelijk ondernemers onderscheiden die in de omgeving van een van de paleizen waren gevestigd, dus in 's-Gravenhage, Amsterdam, Leeuwarden of Brussel. In onze provincie behoorde P.N. van Thiel in St. Michielsgestel dan ook tot de uitzonderingen; in 1848 werd hij Hofleverancier met de titel 'Geweermaker des Konings' (Willem II). In Eindhoven waren in die periode nog geen Hofleveranciers gevestigd.

1.-J. Elias, hofleverancier in Strijp -1874-
2.-C. van Dijk, hofleverancier in Stratum -1877-
3.-Ch. Stoop & Cie, hofleverancier in Strijp -1877 -
4.-Sigarenfabriek J.E. de Groot, hofleverancier in Gestel -1877-
5.-Lucifersfabriek van Mennen & Keunen, hofleverancier in Eindhoven -1881-
6.-J.F. Leyds & Co, hofleverancier fabriek van linnens en tafelgoederen in Stratum -1895-
7.-linnenfabriek Van den Briel en Verster, hofleverancier in Eindhoven -1896-
8.-Hoedenfabriek Wed. C . Spoorenberg & Zn, hofleverancier in Eindhoven -1896-
9.-Koninklijke Flanelfabriek W. van Moorsel, hofleverancier in Eindhoven -1888-
10.-Linnenfabrikant Camille Houben, hofleverancier in Strijp -1909-
11.-N.V. Philips Gloeilampenfabrieken, hofleverancier in Eindhoven -1916-
12.-N.V. Houtindustrie "Picus" v/h J. Brüning & Zn., hofleverancier -1925-
13.-N.V. Karel I Sigarenfabrieken, hofleverancier -1930-
14.-Wijnhandel Frans Boex, hofleverancier -1958-
15.-N.V. Vereenigde Tabaksindustrieën Mignot & de Block, hofleverancier -1958-
16.-Schildersbedrijf en glazenmakerij Caspar de Haan, hofleverancier -1989-

Behalve de bovengenoemde waren er in onze stad nog meer bedrijven die het wapen van het Staatshoofd of van een van de andere leden van de Koninklijke Familie voerden.
Dat waren of zijn bedrijven die elders hun hoofdvestiging hadden en in Eindhoven een nevenvestiging. Het bekendste voorbeeld is wellicht Albert Heijn. Nauwelijks minder bekend was bierbrouwerij d'Oranjeboom uit Rotterdam, die in Eindhoven een depot had. Daarnaast was er de Tilburgse fotograaf A. van Beurden die in 1874 het recht kreeg het wapen van prins Hendrik te voeren, maar pas in 1913 in Eindhoven een filiaal vestigde.
Vermoedelijk zal de naam van B. van der Tak & Co. weinig lezers iets zeggen. Toch had deze Rotterdamse sigarenfabriek, die zich blijkens een briefhoofd uit 1915 eveneens Hofleverancier noemde, een filiaal aan de Stratumsedijk. In dit rijtje hoort tenslotte nog sigarenfabriek N.V. Trio thuis, waarvan de hoofdzetel in Culemborg was gevestigd, maar die in Woensel een filiaal had.

Verwant met bovenstaande bedrijven was de Koninklijke Nederlandsche Stoomfabriek van Gemaakte Ondergoederen v/h J.A. Veltman en Zoon. Dit Eindhovense bedrijf was nl. vóór 1901 in Amsterdam gevestigd en had zijn titel van daaruit meegebracht. Een gelijk geval was dat van Maison Felix Wojciechowski, dat gedreven werd door een gelijknamige Poolse bontwerker die zich in 1927 vanuit Breda in de Nieuwstraat vestigde, maar al in 1931 naar Luik verhuisde. Hij voerde het Koninklijk Wapen in zijn briefhoofd, maar zal dat ook in Breda al wel hebben gedaan.

In 1975 verscheen het Hofleveranciers in Nederland. Van het boekje van M.R. van der Krogt is bij het schrijven van dit artikel dankbaar gebruik van gemaakt voor wat betreft de algemene gegevens. Achterin het boekje is een overzicht opgenomen van de bedrijven die zich voor zover de schrijver bekend was in 1975 nog Hofleverancier noemden.
In Noord-Brabant waren er dat twaalf, waarvan er maar liefst vijf in Tilburg waren gevestigd. In Eindhoven kende de schrijver nog maar één bedrijf, nl. de bovengenoemde Houtindustrie Picus. Daarnaast noemde hij ook onder meer weverij Walra b.v. in Waalre, onder de rook van Eindhoven.

Dit artikeltje gaat over ondernemers en bedrijven die de titel Hofleverancier voer(d)en en bedrijven die zich Koninklijk mochten noemen. Om misverstanden te voorkomen wil ik er hier de aandacht op vestigen, dat deze laatste titel niet aan bedrijven is voorbehouden, want ook verenigingen konden en kunnen het recht krijgen zich Koninklijk te noemen.
In Eindhoven viel voor zover mij bekend deze eer te beurt aan de Koninklijke Harmonie 'Apollo's Lust' (in 1872) , het Koninklijk Eindhovens Mannenkoor (in 1904 bij het 30-jarig bestaan), het Koninklijk Mannenkoor 'La Bonne Espérance' (in 1953 bij de viering van het eeuwfeest van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond), de Koninklijke Harmonie 'Phileutonia' (in 1957 bij het 75-jarig bestaan) en de Koninklijke Harmonie 'Musis Sacrum' (in 1958 haar 110-jarig bestaan).

Bronnen:
-Voor het samenstellen van dit overzicht werd gebruik gemaakt van de archieven van de Gemeente Eindhoven en van de collectie brief- en rekeninghoofden in de Historisch Topografische Atlas van het Regionaal Historisch Centrum (RHCe).
-Krogt, M.R. van der , Hofleveranciers in Nederland, 1975.
-Puijenbroek F.J. M. van, Beginnen in Eindhoven, Allochtoon ondernemersinitiatief in de negentiende eeuw, 1985.
-De heer drs. B. Woelderink, directeur van het Koninklijk Huisarchief heeft de (concept)tekst doorgelezen, gecorrigeerd en op sommige onderdelen aangevuld met gegevens die in Eindhoven niet (meer) te vinden zijn.

J. Spoorenberg

In: ’t Gruun Buukske 1989, 39