Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Padvinderij tot 1945

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Versie door Jfmhusken (overleg | bijdragen) op 4 mrt 2020 om 13:43
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Ga naar: navigatie, zoeken

Padvinderij in Eindhoven

Lord Robert Stephenson Smyth Baden Powell (1857-1941) introduceerde in 1908 in Engeland de eerste scoutingbewegingen dankzij zijn boek “Scouting for Boys”. Korte tijd later werd de padvinderij al in veel andere landen geïntroduceerd. In Nederland waren in 1911 al ruim 4.000 jongens bij een scoutinggroep aangesloten.
Anton Arnold Joseph Maria Fens, zoon van de Eindhovense notaris Josephus Johannes Fens, introduceerde de padvinderij in Eindhoven. Na een propaganda-avond in Apollo’s Lust op 10 december 1911 werd op 6 januari 1912 de “Vereeniging Padvinders van Eindhoven en aangrenzende Gemeenten der Nederlandsche Padvinders Organisatie” opgericht. Gymnastiekleraar van de HBS H. van Alphen en spoorwegambtenaar J. van Ootmerssen werden de leiders van de eerste verkennerstroepen. Anton Fens zou binnen enkele jaren ook als hopman zijn opgetreden.

Organisatie Padvinderij
Een padvindersgroep was indertijd onderverdeeld in een welpenhorde (8 tot 12 jaar), een verkennerstroep (vanaf 12 jaar) en een voortrekkersstam voor leden ouder dan 18 jaar. De leiding ligt in handen van een hopman, terwijl een akela de welpen aanvoert.
De activiteiten van de scouts bestonden uit lessen in kaartlezen en het verkennen van terreinen. Maar ook tijdens diverse feestelijkheden waren veel scouts actief op allerlei gebied. Voor de soldaten die in 1914 werden gemobiliseerd zamelden zij boeken en tijdschriften in. Later kregen zij nog alle lof toebedeeld na hun hulp bij het bestrijden van een grote heidebrand.
Het eerste verenigingsgebouw van de scouting was een oude lucifersfabriek aan de Vestdijk naast Apollo’s Lust, waar voorheen drukkerij Schäfer en sigarenfabriek Meijer-Blomhof waren gehuisvest.

De beginjaren
De eerste padvindersgroep bestond sinds de oprichtingsdagen uit jongens die een verschillende religieuze achtergrond hadden. Een van de leden van groep 1 was Frits Philips, die zich als 12-jarige bij die groep had aangesloten. In 1916 werd een tweede padvinderstroep opgericht, die uitsluitend van katholieke komaf was en geheel uit leerlingen van de H.B.S. bestond. De eerste welpenhorde in Eindhoven is in 1912 opgericht, al zijn exacte gegevens daarvan niet tot in detail bekend.
Padvinderij stond landelijk gezien al sterk in de belangstelling. Dat blijkt onder andere uit het bezoek, dat Prins Hendrik, de man van koningin Wilhelmina, bracht aan de blokhut in het “Padvindersbos” zoals een bosperceel tussen Fens’ buitenhuis Kortonjo en Eikenburg toen genoemd werd. ‘s Avonds schonk Prins Hendrik de vereniging een troepenvlag.
Harry J. Spijkerman, in dienst bij notaris Fens, was vanaf 1920 hopman van de groepen 1 en 2.

Voortrekkers en Padvindsters
De eerst bekende voortrekkersstam werd vermoedelijk pas in 1927 opgericht, hetgeen in het jaarverslag van de scouting is vastgelegd.
Ook pas in 1927 werd, op initiatief van de uit Twente afkomstige zestienjarige B. Gast voor het eerst een groep van 14 meisjes opgericht. Antoon Fens had zich ook hiermee actief bemoeid. Mevrouw Van Maren, die als docent verbonden was aan het Gemeentelijk Lyceum, werd de eerste leidster van deze eerste groep.
De bijeenkomsten van de padvindsters werden enige tijd gehouden in kasteel Het Hof van Tongelre. Na afbraak van het kasteel in 1930 werd aan de Koudenhovenseweg een nieuwe blokhut gebouwd.
In 1940 waren (inclusief de kabouters) ongeveer 80 padvindsters in Eindhoven actief.

Katholieke verkenners
Hoewel de paus in 1925 duidelijk liet blijken positief te staan tegenover de padvinderij, was de katholieke kerk in Nederland al vanaf de beginjaren fel gekant tegen de padvinderij.
Na veel negatieve adviezen om toe te treden, werd in 1930 een eigen, katholieke landelijke verkennersbeweging opgericht. De leiding van een groep was in handen van een groepsleider, samen met een aalmoezenier. De laatste moest toezien op het geestelijk welzijn van de groep.
Het duurde nog tot na 1937 dat er veel katholieke lokale groepen werden opgericht, die elk afzonderlijk per parochie werden georganiseerd. Zo bestonden er de Sint-Jorisgroep in Stratum, de Sint-Paulusgroep in Woensel, de Tarcisiusgroep in Philipsdorp, de Willibrordusgroep in de Lambertusparochie Gestel, de Don Boscogroep in het Villapark, de Sint-Christoffelgroep in de Tongelrese Sint-Jozefparochie en de Sint-Augustinusgroep van het Augustinianum.

Scoutinggroepen in 1937
Groep 1 heette destijds de Hopman Fensgroep. Groep 2, de Graaf Folke Bernadottegroep, was eerder al opgesplitst. Daardoor werd groep 5 gevormd, die onder de naam De Roode Vlam bekend stond. Zij hadden een verenigingsgebouw in Stratum en de heer Schäffner was de hopman ervan.
Groepen 3 en 4 hadden een protestants-Christelijke achtergrond en zijn in 1921 resp. in 1933 opgericht. Troep 3, de Hikegroep, had zijn vaste troeplokaal in de Leenderhut aan het Leenderfietspad in Stratum. De voortrekkers (vanaf 18 jaar) bivakkeerden aan het Arnaudinaplein.
Groep 4 werd de Prins Willem I groep genoemd en stond onder directe leiding van Anton Fens. Zij hadden een onderkomen in de nabijheid van Landgoed De Wielewaal aan de Oirschotsedijk.

De Jamboree van 1937
Op nationaal niveau werden verkennersbijeenkomsten georganiseerd vanaf 1932. Dat evenement werd gehouden in Wassenaar.
Op internationaal georganiseerde kampen kwamen jaarlijks scoutinggroepen uit de hele wereld bij elkaar. Dergelijke meetings werden al sinds 1920 gehouden. De bekendste was de Jamboree van 1937, die van 31 juli tot 9 augustus in Nederland, in Vogelenzang bij Bloemendaal werd gehouden. Koningin Wilhelmina opende de bijeenkomst, die door ruim 28.000 scouts werd bijgewoond.
Een dag na afloop van de jamboree kon Eindhoven getuige zijn van een bezoek van 350 Engelse padvinders aan de stad.

Oorlogsjaren
In april 1941 werden alle activiteiten van jeugdverenigingen, waaronder dus de padvinderij, door de bezetter verboden. Groep 5, De Roode Vlam, is echter nog enige tijd actief gebleven. De katholieke verkenners konden nog tot april 1943 bijeenkomen.
Na de bevrijding leverden scouts vaak de eerste hand- en spandiensten, aangezien hun organisatie al die jaren (heimelijk) was blijven bestaan.
In november, enkele maanden na de bevrijding (18 september 1944) werden al weer oproepen gedaan om toe te treden tot een van de nieuwe verkennersgroepen.


bron:
Best, Ad van, Padvinderij in Stratum vanaf 1911, Eindhoven, 2007

JH 2020