Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.

Pietje Soes: verschil tussen versies

Uit De historische en eigentijdse encyclopedie van Eindhoven
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 9: Regel 9:


Pietje Soes was een bekend Eindhovens straattype uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Het was een vriendelijk manneke, dat enigszins verstandelijk gehandicapt was en niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Maar als er ergens in Eindhoven iets te doen was, stond hij steeds met zijn neus voorop. Het gezegde 'Ah Pietje Soes is er, het kan beginnen' of 'het kan doorgaan' werd dan ook spreekwoordelijk.
Pietje Soes was een bekend Eindhovens straattype uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Het was een vriendelijk manneke, dat enigszins verstandelijk gehandicapt was en niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Maar als er ergens in Eindhoven iets te doen was, stond hij steeds met zijn neus voorop. Het gezegde 'Ah Pietje Soes is er, het kan beginnen' of 'het kan doorgaan' werd dan ook spreekwoordelijk.
 
[[Bestand:PietjeSoes2.jpg|350px|thumb|left|Schilderij van Pietje Soes door Willem de Kok, in de hal van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.]]
Pietje werd enkele malen geschilderd door de Eindhovense portretschilder [[Willem de Kok]], [[Karel Vermeeren]] wijdde aandacht aan hem in zijn boek Eindhoven tussen gloeikouske en gloeilamp en [[Lodewijk van Woensel]] schreef over hem in Goej Volk. Maar toen Wim Daniëls en Kees de Wit hun boekje Hortsik! schreven en Wim me vroeg wie Pietje Soes nu eigenlijk was geweest, moest ik het antwoord schuldig blijven. Noch voor, noch na 1920 (het jaar van de grote annexatie) bleek hij bij de gemeente te zijn ingeschreven. Blijkbaar was Soes niet zijn echte naam geweest, maar een bijnaam.  
Pietje werd enkele malen geschilderd door de Eindhovense portretschilder [[Willem de Kok]], [[Karel Vermeeren]] wijdde aandacht aan hem in zijn boek Eindhoven tussen gloeikouske en gloeilamp en [[Lodewijk van Woensel]] schreef over hem in Goej Volk. Maar toen Wim Daniëls en Kees de Wit hun boekje Hortsik! schreven en Wim me vroeg wie Pietje Soes nu eigenlijk was geweest, moest ik het antwoord schuldig blijven. Noch voor, noch na 1920 (het jaar van de grote annexatie) bleek hij bij de gemeente te zijn ingeschreven. Blijkbaar was Soes niet zijn echte naam geweest, maar een bijnaam.  



Versie van 10 jul 2014 14:55

Groot, Petrus Felix de, alias Pietje Soes

  • Eindhoven 28 mei 1879

† Eindhoven 7 oktober 1943

Onderstaand verhaal is geschreven door Jan Spoorenberg en is overgenomen uit het Mededelingenblad Nederlandse Genealogische Vereniging – afdeling Kempen- en Peelland 11 (2003), nr 2 (een speciaal bijnamennummer).

Wie was Pietje Soes?

Pietje Soes was een bekend Eindhovens straattype uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Het was een vriendelijk manneke, dat enigszins verstandelijk gehandicapt was en niet in staat om voor zichzelf te zorgen. Maar als er ergens in Eindhoven iets te doen was, stond hij steeds met zijn neus voorop. Het gezegde 'Ah Pietje Soes is er, het kan beginnen' of 'het kan doorgaan' werd dan ook spreekwoordelijk.

Schilderij van Pietje Soes door Willem de Kok, in de hal van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.

Pietje werd enkele malen geschilderd door de Eindhovense portretschilder Willem de Kok, Karel Vermeeren wijdde aandacht aan hem in zijn boek Eindhoven tussen gloeikouske en gloeilamp en Lodewijk van Woensel schreef over hem in Goej Volk. Maar toen Wim Daniëls en Kees de Wit hun boekje Hortsik! schreven en Wim me vroeg wie Pietje Soes nu eigenlijk was geweest, moest ik het antwoord schuldig blijven. Noch voor, noch na 1920 (het jaar van de grote annexatie) bleek hij bij de gemeente te zijn ingeschreven. Blijkbaar was Soes niet zijn echte naam geweest, maar een bijnaam.

Ik houd er in zo'n geval niet van om snel op te geven. Maar hoe dan verder? Ik informeerde links en rechts, maar ofschoon er veel mensen waren die van Pietje hadden gehoord, was er niemand die nog wist hoe hij echt had geheten. Na enige tijd bleek iemand zich nog vaag te herinneren, dat Pietje met zijn moeder aan de Mecklenburgstraat had gewoond. Ofschoon het inmiddels voor Wim Daniëls en Kees de Wit te laat was, zette ik mijn onderzoek voort.

De Mecklenburgstraat heette voor 1936 Laagstraat en ik raadpleegde daarom het huizenregister van die straat uit de periode tussen 1920 en 1940. In dat register staan voor elk pand de namen van de opeenvolgende hoofdbewoner(s) genoteerd. Als de naam eenmaal bekend is, kan de persoon in het gezinskaartensysteem worden opgezocht voor de verdere gegevens. Omdat Pietje bij zijn moeder had gewoond hoefde ik alleen maar naar vrouwelijke hoofdbewoonsters te zoeken. Dat maakte het speurwerk een stuk eenvoudiger. Een vrouwelijk gezinshoofd werd in die tijd in de bevolkingsadministratie meestal aangeduid als 'weduwe van … '

De twee eerste weduwen die ik vond bleken geen zoon te hebben die voor Pietje Soes kon doorgaan. Toen vond ik op Laagstraat 13 de huisvrouw van H.J. Oldenberg. Uit haar gezinskaart bleek dat zij Maria Geertruida Philomena de Groot heette. Haar man was in een verpleeginrichting opgenomen en zij woonde samen met haar natuurlijke zoon Petrus Felix de Groot, die klokkenluider van beroep was. Dat was niet direct een vak om de kost mee te verdienen, dunkt me. Echt iets voor ons Pietje dus.

Petrus Felix was in 1879 in Eindhoven geboren. Moeder Maria de Groot was ongehuwd en de leeftijd leek aardig met die van Pietje Soes te kloppen. Ik had gehoopt Pietjes overlijdensdatum te vinden en daarna een klein redactioneel berichtje in de krant dat het bekende Eindhovense straattype Pietje Soes was overleden. Maar die hoop kon ik opgeven. In 1932 werd het gezin opgebroken. Petrus Felix verhuisde naar het Sint-Josephgesticht in Heerlen en zijn moeder enkele maanden later naar het bejaardenhuis aan de Gasthuisstraat in Stratum.

Ik schreef het gemeentebestuur van Heerlen aan en vernam dat Pietje op 19 juli 1939 naar Huize Savelberg in Helden was vertrokken. Ik schreef daarop naar Helden en kreeg daar tot mijn verrassing te horen dat Pietje in 1940 weer naar Eindhoven was verhuisd, naar Gasthuisstraat 1. Naar het tehuis dus waar zijn moeder ook woonde. Pietje overleed daar ten slotte op 7 oktober 1943. Een jaar later overleed ook zijn moeder.

Ik heb er natuurlijk de krant op nageslagen, maar daarin werd niets over het overlijden van de bekende Pietje Soes gemeld. Dat was ook niet te verwachten. Ook al zou het nieuws bij de redactie bekend zijn geweest, dan nog zou het berichtje door de papierschaarste de krantenkolommen niet hebben gehaald. De voor ons zo belangrijke bevestiging dat Pietje Soes inderdaad Pietje de Groot was bleef dus uit.

Is er dan geen enkele aanwijzing dat de twee identiek zijn? Toch wel! Zijn moeder bleek op 5 september 1859 in Eindhoven te zijn geboren als dochter van Cornelis de Groot en Gertruda Margaretha Soes. Haar vader was timmerman van zijn vak en afkomstig van Jaarsveld. Als we aannemen dat Petrus Felix de Groot inderdaad Pietje Soes is geweest, zal hij zijn bijnaam te danken hebben gehad aan zijn moeder. Maar die moet dan in de wandeling ook Soes zijn genoemd en niet De Groot, zoals zij in werkelijkheid heette. Was haar moeder dan bekender dan haar vader? Ja, het is bekend, dat dit inderdaad het geval was! In een krantenberichtje lezen we dat bij het echtpaar De Groot aan de Grote Berg (Gertruda's ouders dus) de gouden bruiloft was gevierd. De journalist vond het nodig daar ter verduidelijking nog aan toe te voegen: "beter zal men het misschien verstaan als ik zeg bij Trui Soes". Het moge duidelijk zijn: Pietje Soes was naar zijn grootmoeder genoemd.

De oorzaak van de relatieve onbekendheid van vader De Groot zal zijn veroorzaakt door het feit dat hij van buiten de stad kwam. Durf ik nu teveel te veronderstellen? Ik denk van niet. Mijn kaartkennis Gerrit Verbeek vertelde me ooit, dat hij in zijn jonge jaren de bijnaam Bitske had. Maar waarom, dat wist hij niet. Zijn ouders heetten Antonius Josephus Verbeek en Helena Allegonda Rovers. Zijn moeder bleek een dochter te zijn van Gerardus Rovers en Theresia van den Boomen. Theresia was een dochter van Gerrit van den Boomen en Elisabeth Dimphina Bits.

Elisabeth Bits was op 23 januari 1827 in Eindhoven geboren. Haar man was afkomstig uit Tongelre en blijkbaar zijn hun kinderen in Eindhoven in de wandeling naar hun Eindhovense moeder Bits genoemd. Dochter Theresia trouwde met Gerardus Rovers. Ook haar kinderen moeten in de wandeling naar hun Eindhovense moeder zijn genoemd. Dat ondanks het feit dat Gerardus Rovers ook Eindhovenaar van geboorte was. Zijn ouders waren echter na zijn geboorte naar Gestel verhuisd en daar gebleven. Gerard had er een gezin gesticht en was ten slotte enkele tientallen jaren na het vertrek van zijn ouders naar Eindhoven teruggekomen. Zijn afkomst was daar intussen blijkbaar vergeten. Mijn kaartkennis heette dus zonder het te weten naar zijn overgrootmoeder.

Het lijkt me dat het probleem van Pietje en dat van mijn kaartkennis hiermee bevredigend zijn opgelost. Wel heeft de speurtocht een nieuw probleem opgeleverd. De opa van mijn kennis droeg de bijnaam Jan Hundjes. En waar die naam vandaan komt, dat is voorlopig nog een raadsel. Er blijft dus werk aan de winkel!

Toevoeging: In het boek Eindhoven tussen gloeikouske en gloeilamp heeft Karel Vermeeren een foto van Pietje Soes opgenomen. Als Eindhovens straattype genoot Pietje in de eerste decennia van de 20ste eeuw bekendheid. Omdat hij overal met zijn neus vooraan stond, kwam de uitdrukking in zwang: “Het kan beginnen, want Pietje Soes is er”.

In het in dialect geschreven boek Goej Volk van Lodewijk van Woensel, pseudoniem van Louis Vrijdag jr, komt hij voor in een passage: “ ..... Pietje Soes ston dan veur op den Demer bij den “Bonten Os” eugskes te knippe tegen ’t vraauwvolk van Woensel, dè in de stad nao de mèrt gong en trok de gèkste grimasse tege de jonge mèidjes die z’n tong tegen ’m uitstake. Allinnig bij hil schôn weer ston Pietje nie op z’ne post, mèr zaat-ie op ’n pölleke bij ’t kanaal den hillen dag in ’t watter te kijken um – wie zal ’t zegge – messchien wel nuuw grimassen in te studere.”

Bronnen:

Jan Spoorenberg, Mededelingenblad Nederlandse Genealogische Vereniging – afdeling Kempen- en Peelland 11 (2003), nr 2
Karel Vermeeren, Eindhoven tussen gloeikouske en gloeilamp, Den Haag 1976, 183
Lodewijk van Woensel, Goej Volk, Eindhoven 1962, 17