Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Sancta Ursula: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 2: | Regel 2: | ||
'''De voorgeschiedenis'''<br /> | '''De voorgeschiedenis'''<br /> | ||
In 1864 verkochten erfgenamen van Wilhelmus, Johannes en Maria Anna de Groot hun onroerend goed in de gemeente Stratum. Hiertoe behoorden onder meer een herenhuis met een buiten werking zijnde brouwerij, mouterij, schuur, stal en aangelag (= aangrenzende stuk grond), een boerderij met stal en aangelag, twee tuinen en enkele | In 1864 verkochten erfgenamen van Wilhelmus, Johannes en Maria Anna de Groot hun onroerend goed in de gemeente Stratum. Hiertoe behoorden onder meer een herenhuis met een buiten werking zijnde brouwerij, mouterij, schuur, stal en aangelag (= aangrenzende stuk grond), een boerderij met stal en aangelag, twee tuinen en enkele percelen bouwland. Dit complex lag in de hoek tussen de Stratumsedijk en de Elzentlaan en was deels verhuurd aan de weduwe van Jan de Jong, die het herenhuis bewoonde, en voor een ander deel aan Joost van der Velden, die de boerderij had gehuurd.<br /> | ||
De omschreven goederen waren voor de verkoop in | De omschreven goederen waren voor de verkoop in vier percelen gedeeld, maar werden daarnaast ook als massa geveild. Omdat de Stratumse tabaksfabrikant Henricus Franciscus Carolus Coolen meer voor de massa bood, dan de percelen afzonderlijk konden opbrengen, werd die op 2 maart 1864 voor een som van f 5.900,- aan hem toegewezen.<br> | ||
(1) | |||
''Noot 1: RHCe (Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland), notarieel archief N. 19, nrs. 35 en 41.''<br /> | ''Noot 1: RHCe (Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland), notarieel archief N. 19, nrs. 35 en 41.''<br /> | ||
Regel 13: | Regel 14: | ||
[[bestand: S Ursula.jpg|thumb|500px|right|Ansichtkaart van het kort daarvoor ingerichte stadhuis Sancta Ursula]] | [[bestand: S Ursula.jpg|thumb|500px|right|Ansichtkaart van het kort daarvoor ingerichte stadhuis Sancta Ursula]] | ||
'''De aanleg van de tuin'''<br /> | '''De aanleg van de tuin'''<br /> | ||
Bouwde | Bouwde Coolen het huis, Sinkel was verantwoordelijk voor de aanleg van de tuin. Nadat hij nog een aantal aangrenzende percelen had bijgekocht, - tot aan de Tongelreep toe - liet hij daarop door de bekende tuinarchitect Leonard A. Springer een compleet park aanleggen. Achter in het park kwam een vijver, die een open verbinding kreeg met de Tongelreep. In oktober 1884 werd in de krant bekend gemaakt dat het grondwerk werd aanbesteed. Blijkens een bewaard gebleven rekening is tenminste een deel van de tuinaanleg gegund geweest aan de Meierijsche Bloem- en Boomkwekerij Buysman & Crull in Nuenen, want die bracht Sinkel op het einde van het jaar als "restant aannemings- som gedeeltelijke beplanting van het achterterrein" een bedrag van f 404,50 in rekening. Daarvan werd overigens wel een som van f 64,40 afgetrokken als korting voor een "doodgegaan plantsoen". Blijkens een uitsplitsing onderaan de rekening hadden 17 iepen, 1 kastanje, 82 dennen, 3 linden, 1 clematis, 8 acacia's, 4 coniferen en 80 heesters het overplanten niet overleefd.(3)<br /> | ||
Sinkel overleed in 1890. Het volgend jaar bood zijn vrouw het pand - dat inmiddels de naam 'Huize den Elsent' had gekregen - te koop aan, samen met alle grond die Sinkel er intussen nog had bijgekocht. Het geheel werd geveild in 12 percelen, 6 tussenmassa's en een generale massa. Uit de aankondiging in de krant blijkt dat het huis een marmeren vestibule en gang, 3 zalen, 13 kamers, badkamer, keuken, bijkeuken, bergplaatsen en kelders omvatte en voorzien was van "electrische geleiding en gazleiding". Bij het pand behoorde een ruim koetshuis (nu het Stadspaviljoen), een wagenremise en een stalling voor 5 paarden. En verder een terrein tot vermaak, waterpartijen, oranjerieën, serres, broeibakken, moestuin en park en een boerderij. Exclusief het huis besloeg het geheel een oppervlak van 144.390 m2.<br /> | Sinkel overleed in 1890. Het volgend jaar bood zijn vrouw het pand - dat inmiddels de naam 'Huize den Elsent' had gekregen - te koop aan, samen met alle grond die Sinkel er intussen nog had bijgekocht. Het geheel werd geveild in 12 percelen, 6 tussenmassa's en een generale massa. Uit de aankondiging in de krant blijkt dat het huis een marmeren vestibule en gang, 3 zalen, 13 kamers, badkamer, keuken, bijkeuken, bergplaatsen en kelders omvatte en voorzien was van "electrische geleiding en gazleiding". Bij het pand behoorde een ruim koetshuis (nu het Stadspaviljoen), een wagenremise en een stalling voor 5 paarden. En verder een terrein tot vermaak, waterpartijen, oranjerieën, serres, broeibakken, moestuin en park en een boerderij. Exclusief het huis besloeg het geheel een oppervlak van 144.390 m2.<br /> |
Versie van 8 jan 2019 09:57
Huize Den Elsent alias Sancta Ursula
De voorgeschiedenis
In 1864 verkochten erfgenamen van Wilhelmus, Johannes en Maria Anna de Groot hun onroerend goed in de gemeente Stratum. Hiertoe behoorden onder meer een herenhuis met een buiten werking zijnde brouwerij, mouterij, schuur, stal en aangelag (= aangrenzende stuk grond), een boerderij met stal en aangelag, twee tuinen en enkele percelen bouwland. Dit complex lag in de hoek tussen de Stratumsedijk en de Elzentlaan en was deels verhuurd aan de weduwe van Jan de Jong, die het herenhuis bewoonde, en voor een ander deel aan Joost van der Velden, die de boerderij had gehuurd.
De omschreven goederen waren voor de verkoop in vier percelen gedeeld, maar werden daarnaast ook als massa geveild. Omdat de Stratumse tabaksfabrikant Henricus Franciscus Carolus Coolen meer voor de massa bood, dan de percelen afzonderlijk konden opbrengen, werd die op 2 maart 1864 voor een som van f 5.900,- aan hem toegewezen.
(1)
Noot 1: RHCe (Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland), notarieel archief N. 19, nrs. 35 en 41.
De bouw van een nieuw huis
Enkele jaren later liet H.F.C. Gooien het huis en de brouwerij slopen om een nieuw herenhuis te kunnen bouwen. Dit huis, dat veel later Sancta Ursula zou worden genoemd, kwam op zijn laatst in mei 1869 gereed. Bijna tien jaar later, op 16 januari 1879, verkocht Gooien de villa aan de Amsterdamse koopman Bernard Hermann Anton Sinkel. Het geheel werd toen omschreven als een herenhuis, tuinmanswoning, stal, remise, brandschuur, erf en tuin en had een oppervlakte van 14.260 m2, wat overeenkwam met de maten uit 1864. Daarnaast kocht Sinkel nog een stuk grond aan de overzijde van de straat. Voor het geheel ontving Gooien, die inmiddels directeur van de Eindhovensche Bankvereeniging was geworden, een bedrag van f 24.500,-.(2)
Blijkbaar had Sinkel toch nog gebrek aan bergruimte, want al spoedig liet hij een van de twee gebouwen naast het huis aan beide zijden met een stuk verlengen. In maart 1880 was dit werk gereed.
Noot 2: RHCe (Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland), Notarieel archief N. 38 nr.13.
De aanleg van de tuin
Bouwde Coolen het huis, Sinkel was verantwoordelijk voor de aanleg van de tuin. Nadat hij nog een aantal aangrenzende percelen had bijgekocht, - tot aan de Tongelreep toe - liet hij daarop door de bekende tuinarchitect Leonard A. Springer een compleet park aanleggen. Achter in het park kwam een vijver, die een open verbinding kreeg met de Tongelreep. In oktober 1884 werd in de krant bekend gemaakt dat het grondwerk werd aanbesteed. Blijkens een bewaard gebleven rekening is tenminste een deel van de tuinaanleg gegund geweest aan de Meierijsche Bloem- en Boomkwekerij Buysman & Crull in Nuenen, want die bracht Sinkel op het einde van het jaar als "restant aannemings- som gedeeltelijke beplanting van het achterterrein" een bedrag van f 404,50 in rekening. Daarvan werd overigens wel een som van f 64,40 afgetrokken als korting voor een "doodgegaan plantsoen". Blijkens een uitsplitsing onderaan de rekening hadden 17 iepen, 1 kastanje, 82 dennen, 3 linden, 1 clematis, 8 acacia's, 4 coniferen en 80 heesters het overplanten niet overleefd.(3)
Sinkel overleed in 1890. Het volgend jaar bood zijn vrouw het pand - dat inmiddels de naam 'Huize den Elsent' had gekregen - te koop aan, samen met alle grond die Sinkel er intussen nog had bijgekocht. Het geheel werd geveild in 12 percelen, 6 tussenmassa's en een generale massa. Uit de aankondiging in de krant blijkt dat het huis een marmeren vestibule en gang, 3 zalen, 13 kamers, badkamer, keuken, bijkeuken, bergplaatsen en kelders omvatte en voorzien was van "electrische geleiding en gazleiding". Bij het pand behoorde een ruim koetshuis (nu het Stadspaviljoen), een wagenremise en een stalling voor 5 paarden. En verder een terrein tot vermaak, waterpartijen, oranjerieën, serres, broeibakken, moestuin en park en een boerderij. Exclusief het huis besloeg het geheel een oppervlak van 144.390 m2.
Noot 3: RHCe (Streekarchief Regio Eindhoven-Kempenland, collectie J.Th.M. Melssen, Inv.nr. 138.
Het goed wordt verdeeld
Het huis met stal, koepel, serre, een stuk van de tuin en een lap bouwland werden voor f 13.000,- gekocht door de Stratumse linnenfabrikant Josephus Johannes Schröder, die in het pand ging wonen. Vermoedelijk omvatte zijn aankoop juist het gebied dat Sinkel van Gooien had gekocht, met uitzondering dan natuurlijk van de lap grond aan de overzijde van de straat. Schröder bouwde in zijn tuin een theehuisje, waarin hij op zomerse dagen van zijn bezit kon genieten.
J.J. Schröder overleed in 1917, twee jaar na zijn vrouw. Zijn kinderen verkochten het huis daarop aan de Belgische Ursulinen, die het in 1919 met zeven zusters betrokken en Sancta Ursula doopten. Om in hun levensonderhoud te voorzien gingen zij nog hetzelfde jaar cursussen koken en knippen geven. In 1921 werden de cursussen omgezet in een huishoudschool met dag- en avondcursussen. De dagcursus was bedoeld voor meisjes uit middenstand en hogere klassen, de avondcursussen voor kinderen uit de “werkmansstand”. De school voldeed in alle opzichten en werd vanaf 1923 met terugwerkende kracht door de gemeente gesubsidieerd. In 1929 moest zij desondanks worden gesloten, omdat het hoofdbestuur van de orde had besloten om de zusters elders in te zetten.
Toen de zusters Ursulinen dat jaar naar elders vertrokken, kocht de Gemeente voor f 170.000,- hun pand Sancta Ursula aan, dat zij daarna tot tijdelijk gemeentehuis inrichtte. In 1930 kon het als zodanig in gebruik worden genomen. De oude houten kapel van de zusters, die achter het huis stond, ging dienst doen als raadszaal en het oude, versleten theehuisje werd ingericht als politiepost, terwijl een groot deel van de tuin al in 1929 bij het park werd gevoegd, waardoor dat nu ook een ingang kon krijgen aan de Stratumsedijk. Nog jaren daarna zou de plantsoenendienst de verschillende delen van het park aanduiden met Kloostertuin, Mannenkoor en Erven-Smitsbos.
Het lag in de bedoeling van de directeur van gemeentewerken om Sancta Ursula na de bouw van het nieuwe stadhuis als café in te richten. Hij zag het al helemaal voor zich. Het park kon met de tuin van Sancta Ursula erbij nog groter worden. Wel was het daarvoor nodig het uitbreidingsplan wat te wijzigen, want er waren nog steeds twee straten gepland van de dr. Schaepmanlaan richting Aalsterweg. De ene zou juist achter het huidige Stadpaviljoen doorlopen en de tweede ongeveer langs de Stadsschouwburg. De wegen zijn er inderdaad niet gekomen, maar ik weet niet in hoeverre dat aan de invloed van Kools te danken is geweest. Want in 1930 werd er ook al over gedacht om in de toekomst op het terrein bij Sancta Ursula een concertzaal te bouwen.
Het einde van Sancta Ursula
Intussen was al in 1952 de eerste vleugel gereedgekomen van het nieuwe stadhuis, waarna Sancta Ursula (zoals het tijdelijke gemeentehuis was blijven heten) in gebruik was genomen door de Stichting Centraal Woningbeheer, het Centraal Planbureau en de Gemeentelijke Accountantsdienst. In 1964 werd het oude karakteristieke pand gesloopt in verband met de bouw van de stadsschouwburg.
Jan Spoorenberg 1992