Aan de totstandkoming van deze digitale encyclopedie wordt nog gewerkt.
Verhoudingen tussen een pot en een pint in 1676
De verhoudingen tussen een pot en een pint in 1676
In een procesdossier in het archief van Eindhovense schepenbank is een bijlage opgenomen, waaruit de onderlinge verhouding van de Eindhovense pot en pint blijkt. Het stuk is een extract uit het "schultboeck" van de Eindhovense koopman Henrick van den Broeck. Deze handelaar in wijn en brandewijn trachtte in 1676 zijn klant Jan Goorts alias Hans Grootens te dwingen tot betaling van enkele rekeningen uit de jaren 1663/1671.
De eerste post betrof “een vatje brandewijn, groot 6 potten min een pint tot 17 stuyvers den pot", waarvoor een bedrag van 4.17.12 (4 guldens 17 stuivers en 12 penningen) in rekening was gebracht. Als we weten, dat er 16 penningen in een stuiver gingen en 20 stuivers in een gulden, dan is het niet moeilijk uit te rekenen, dat een pot vier pinten groot was.
Vervolgens moest Jan Goorts nog 14 stuivers betalen voor "l pot min een ma(a)tje brandewijn, den pot 15 stuyvers".
We mogen uit deze post niet concluderen, dat een pot 15 maatjes groot was, wél dat we door oude archiefstukken ook op een dwaalspoor kunnen worden gebracht. De pot was nl. nooit in 15 maatjes verdeeld. In de rekening zit een telfout. De Eindhovense pot telde waarschijnlijk evenals de Bossche, 16 maatjes.
Interessant is ook de derde post voor "45 potten Bosmaet" wijn. Hieruit blijkt immers, dat er in Eindhoven behalve met de Eindhovense, ook met de Bossche maat werd gemeten. Dit wordt bevestigd door een extract uit het schuldboek van de Eindhovense koopman Joris Andriessen Elïens, wiens erfgenamen in 1675 dezelfde wanbetaler achter zijn broek zaten. Het handelde toen om "27 potten Franschen wijn tot Bosmaet is Eyndovensche maet 24 potten".
Door de laatste informatie leren we tegelijk de verhouding tussen de Eindhovense en de Bossche maat kennen. Deze was in 1673 vrijwel gelijk aan die uit het begin van de 19e eeuw. Toen gold als vuistregel, dat acht Bossche potten gelijk waren aan zeven Eindhovense.
Bronnen: RHCe, dossier PdL 355 (oud 40 400/20) en te ordenen stukken (oud 397/11).
door J. Spoorenberg
in: ’t Gruun Buukske 1983